Skip to main content
Een cursus in wonderenMedia

Les 6: Ik voel onvrede omdat ik iets zie wat er niet is.

By 22 februari 2019september 27th, 2020No Comments

1. De oefeningen met dit idee lijken erg op de voorgaande. 2 Opnieuw is het noodzakelijk zowel de vorm van de onvrede (kwaadheid, angst, zorgen, neerslachtigheid, enzovoort), als de bron, zoals jij die waarneemt, heel specifiek te benoemen bij elke toepassing van het idee. 3 Bijvoorbeeld: 4 Ik voel me kwaad op ……. omdat ik iets zie wat er niet is. 5 Ik voel me bezorgd over ……. omdat ik iets zie wat er niet is. 2. Het idee van vandaag is nuttig voor de toepassing op alles wat je vrede schijnt te verstoren, en kan de hele dag door met profijt voor dat doel worden aangewend. 2 Niettemin moeten de drie of vier oefenperioden die nodig zijn, worden voorafgegaan door ongeveer een minuut onderzoek van je denkgeest, zoals eerder, waarna het idee dient te worden toegepast op elke onvredige gedachte die tijdens het onderzoek aan het licht gekomen is.

In les 5 leerden we: “ik voel nooit onvrede om de reden die ik denk, maar omdat ik de Stem/Vrede van God mis”. Les 6 gaat daar logisch op door en geeft de bron van onvrede aan: “ik zie iets wat er niet is”. Kijkend met de ogen van het, niet-werkelijk bestaande, poppenlichaam ‘zie’ je, eveneens niet echt bestaande afgescheiden vormen ogenschijnlijk buiten je.

les 76.3; 4 Jij meent werkelijk dat je alleen bent als er geen ander lichaam bij jou is.

De bron van onvrede is het gedicteerde geloof dat je iets buiten je, als de ’pop’ die je denkt te zijn, kan waarnemen en ervaren wat je ongelukkig maakt of iets kan gaan vinden om blijvend gelukkig te worden.

HvL.5.II.3; De wereld doet hem niets aan, hij dacht alleen maar van wel. De denkgeest(kennendheid van gedachten) kijkt naar wat hij (voor gedachten) verkiest te zien.

Het is het aangeleerde en geaccepteerde gevoel van: Ik ben dit lichaam, dat door het geloof in waanideeën als een losgebroken stier achter een rode lap aan loopt op jacht naar van alles en nog wat om bevrediging uit objecten buiten ons proberen te halen. Ik vergelijk het ook wel eens met een kralenketting die je kwijt bent. De ‘kralen’ beweren je mooie geluksmomenten te hebben gegeven en misschien weer zullen gaan geven, zonder hen voel je je naakt en ongelukkig omdat je die kralenketting nu niet meer om je nek voelt. Daarom ben je voortdurend op zoek naar lichamen en objecten, die je, zoals je hoopt, weer even ervaringen kunnen geven vol met ‘mooie’ (nep)kralen die je in geen enkel opzicht enig geluk kunnen geven behalve even een vals idee van een vleugje tijdelijk genot, rust of wraak.

T9.IV. 7. Het ego gelooft dat hem alle functies toevallen, ook al heeft het er geen idee van wat die zijn(…)een bijzonder gevaarlijke combinatie van grootheidswaan en verwarring, waardoor de kans groot is dat het ego zonder de minste reden alles en iedereen aanvalt. Dat is precies wat het ego doet. Het is onvoorspelbaar in zijn reacties, omdat het geen idee heeft wat het waarneemt.(les 3: Ik begrijp niets wat ik zie)

Je mag dan – al aanvallend en verdedigend – misschien nog niet die nep-kralenketting hebben doorzien, sta al vast open voor het idee en aanvaardt dat je helemaal geen waarnemingen, objecten en ervaringen nodig hebt om gelukkig te zijn en de vrede en stilte van de Stem van God te ervaren.
De onzichtbare, onpersoonlijke poppenspeler in ons dicteert wat jij als persoonlijk ervaart, je lichaam en alles wat jij meent te denken en te voelen op de plek die jij Jan noemt. Daarom zijn al je gevoelens en gedachten nooit privé maar altijd al totaal onpersoonlijk.
Door al dat gedicteerde, aangeleerde label-denken te accepteren lijk ik als pop jan afhankelijk van andere poppen die mij dat geluk dan moeten geven. Om dat geluk dan maar snel te gaan opeisen val ik ‘anderen’ aan en wijs ze op hun verantwoordelijkheid/schuld om pop Jan geluk of juist ongeluk te geven. Maar het werkt niet om dat op pop-niveau te ‘corrigeren’ want ik ervaar helemaal geen geluk of ongeluk om de reden die ik denk, uit lichamen of dingen…

In les 6 oefenen we daarom met gedachten als: “ik ben boos op (pop X)…. omdat ik iets zie wat er niet is” (een andere pop die mij niet het geluk geeft wat ik wil: de Stem van God.)

Alles wat wordt waargenomen is in feite slechts een projectie, een verbeelde gedachte die binnen je werkelijke, onveranderlijke zelf, het Kennendheid-Zijn wordt waargenomen. Dit werkelijke Zelf, een idee bestaand in de Denkgeest van God als de Zoon, is de enige Ware Gedachte. Ons ego-denken ofwel onware gedachtes zijn als een e-mailbericht dat voorbij komt, ons Kennendheid-Zijn, wat niet beïnvloedbaar is, draagt de inhoud, maar heeft zelf niets met die inhoud, het verhaal te maken. Onware gedachtes houden niets in, zijn onwerkelijk. Het kennen van gedachtes is zelf abstract, dus moet alles wat in ons kennen-zijn verschijnt een gedachte zijn. Daarom is alles in ons in wezen een idee ook al lijken er vormen buiten ons te zijn want gedachten verlaten hun bron niet.

T15.VI.4 Je vindt het niet moeilijk te geloven dat wanneer een ander God om liefde aanroept jouw roep even sterk blijft (…) Dat komt doordat je inziet, hoe vaag ook, dat God een idee is, en jouw geloof in Hem dus versterkt wordt door het (idee) te delen. 5 Wat je wel moeilijk te aanvaarden vindt is het feit dat jij een idee bent, net als je Vader. 6 En net als Hij kun jij jezelf (qua idee) volledig geven, zonder het minste verlies, en met alleen maar winst. 7 Hierin (het delen van één idee) is vrede gelegen, want hier is geen conflict.

T15.VI 7 Als jij niet een idee, en niets dan een idee was, zou je niet ten volle kunnen communiceren met al wat ooit is geweest.

De hulp van de Heilige Geest aanvaarden is: het toestaan van het idee dat het eeuwig-liefde-zijn NU nog steeds in ons aanwezig is als dát in ons wat eeuwig heel en thuis is in God. Daardoor wordt het geloof én de inhoud van ‘tegen-liefde-zijn gedachtes’ ofwel onware gedachtes genezen en kan de Vrede/Stem van God weer ervaren worden.

We kunnen leren ons denken te laten veranderen, ofwel leren wondergericht te zijn, door te kiezen en aanvaarden dat we niet klein en belichaamd zijn (een pop) maar dat we de Zoon van God zijn die een idee heeft van kleinheid en het idee van liefde-zijn gecamoufleerd en op een zijspoor gezet. Wondergerichtheid ofwel een juiste gerichtheid van denken, betekent bereid te zijn niet langer deze fantasiewereld te geloven waarin we, door de droomkracht van onszelf als de poppenspeler, als poppen rondhuppelen tot we, wat we ook doen of laten, dood gaan. Het toestaan van de gedachte dat we één idee delen, dat we één abstractie, één Liefde zijn welke we in eenheid met God delen, geneest de waarneming en dat is het Wonder.

T28.I.I:1 Het wonder doet niets. Al wat het doet is: het maakt ongedaan.
T28.I.I:8 Het wonder laat slechts zien dat het verleden voorbij is, en wat werkelijk voorbij is heeft geen gevolgen meer.

3. Als je meer weerstand voelt het idee op sommige onvredige gedachten toe te passen dan op andere, herinner jezelf dan weer aan de twee waarschuwingen uit de vorige les: Er zijn geen kleine vormen van onvrede. Ze verstoren mijn innerlijke vrede allemaal evenzeer. En: Ik kan niet aan deze vorm van onvrede vasthouden en alle andere loslaten. Voor het doel van deze oefeningen beschouw ik ze daarom allemaal als gelijk.

In Les 3 hebben we het label ‘water’ verwijderd en ontdekten dat wij eigenlijk niet weten wat ‘water’ is.  Als je nu in plaats van het begrip water invult: partner, vader, moeder, kinderen, dan merk je dat het dan veel lastiger is om het label weg te halen. Zeker in combinatie met begrippen als: kanker, ziekte, dood. Bij verlies van een familielid of geliefde is er veel weerstand om dat label dan te doorzien als niet waar. Op zo’n moment roept dat meestal veel angst en schuldgevoelens op. Waarom is dat zo? Omdat je ik gedachten beweren er emotioneel te sterk mee verbonden te zijn, teveel van deze personen te houden. Daardoor kan je niet zomaar zonder wonderbereidheid zeggen: het is niet gebeurd en dus niet waar als je handen door het stelpen van een wond vol bloed lijken te zitten! Met begrippen zoals water, een stoel en zelfs een fijne vakantie is dat meestal voor het ikje makkelijker. Toch zal je, wil je werkelijk geluk en vrijheid vinden, moeten afleren dat je – zoals je opvoeders je inprentten – een lichaam bent met jouw naam en handen, voeten en een neus hebt. Ook dat zijn labels en dus slechts verbeelde gedachten, verhalen die vorm aangenomen lijken te hebben die beweren uit vlees en bloed te bestaan. Daarom is het zo belangrijk dat we bereid zijn de opdrachten in deze lessen te blijven herhalen om te verankeren dat wijzelf de oorzaak van de droom-gevolgen zijn en bereid zijn dat idee door de Heilige Geest (via de Stem van God) te laten genezen Dat is de enige mogelijke correctie.

Dubbelheid leren behappen

Het leren geloven in een gedachte met als inhoud: ik, pop-jan en alle bijhorende labels heeft tot het ervaren van afgescheidenheid geleid. Maar nu kan op dezelfde manier het begrip geloven weer gebruikt worden om dat onware idee af te leren en terug te keren, naar het ware idee dat we in feite Nu al ‘Thuis zijn’. Les 184 .1. Je (ego)leeft aan de hand van symbolen. 2 Je (als dromende denkgeest van de zoon) hebt namen bedacht voor alles wat jij ziet. 3 Elk ding wordt een afzonderlijke entiteit, die jij identificeert met behulp van zijn eigen naam. 4 Daarmee houw je het uit de eenheid los.

Hoe ziet deze wereld – met alles erop en eraan – er dan uit als je al die labels eraf haalt? Onbenoemd, gewoon vanuit openheid ofwel puur Gewaarzijn zie je dan niet allerlei losse, gelabelde onderdelen maar één allesomvattend, onpersoonlijk beeld. Op deze simpele manier heb je dan de stap gemaakt naar ware waarneming. Zo zonder labels en vanuit de openheid die je wezenlijk bent zie je onschuld en ervaar je de Stem van God. Dat is de stap naar de heerlijkheid van het kennen-zijn van gedachtes zonder waarnemingen. Les 184.2; 2 Je ziet iets waar niets is, en ziet tegelijk niets waar (wel)eenheid is: (dus de ongedefinieerde abstracte ruimte als metafoor voor de eenheid zelf) een ruimte tussen alle dingen, tussen alle dingen en jou.

Onpersoonlijke schouwen is er vanzelf, zo zonder labels, en zonder er iets voor te doen of te laten behalve bereid te zijn deze labels te doorzien als aangeleerd en dus niet waar. De helderheid waarmee simpelweg ons eigenste eigen te kennen valt is onpersoonlijk. Les 184. 3. Wat zijn toch deze namen waardoor de wereld een reeks wordt van onsamenhangende gebeurtenissen, van onverenigde dingen, van lichamen die apart worden gehouden en die elk een stukje denkgeest als een afzonderlijk bewustzijn bevatten? 2J ij hebt ze deze namen gegeven en bracht waarneming tot stand zoals jij wenste dat waarneming was.

Tegelijkertijd zien we dat het kennen, onze aandacht niet vast zit aan de gemaakte labels en begrippen. Dat onze werkelijke kennendheid, die onzichtbare waarnemend-heid en aandacht, onveranderd en onpersoonlijk één en dezelfde tegenwoordigheid is. Deze ene tegenwoordigheid is het kennen-ZIJN van Gods-Liefde-Delen en de Bron van elke ware gedachte. Het ego-denken, het mechanisme van onware gedachtes, verzet zich heftig tegen ware gedachtes (het luisteren naar de Stem van God) en kan niet tegen iets abstracts wat onzichtbaar maar toch nu aanwezig moet zijn als onze kennendheid en waarvan het zelfs afhankelijk is.

Dat NU (=de Stem van God) kan je, jouw verleden en toekomst gedachtes gelovend, niet zien en maakt je pop-denken angstig. Deze angst/onvrede die helemaal niet komt van de reden die het ego-denken je dicteert projecteer je dan op mensen of dingen welke schijnbaar buiten je bestaan. Ik praat hier over een dubbelheid waarbij aan de ene kant het verhaal en ego-commentaar gewoon door lijkt te gaan terwijl je dat onware denken doorziet als niet waar. Je weet dan: dit komt niet door overgave van het ego/jij als de pop maar doordat onze denkgeest hulp aan de Heilige Geest heeft gevraagd ook al lijkt het dat jij als pop/persoon hulp vraagt (beeld van les 49).

De Cursus leert je een heel boek lang hóe de denkgeest te laten genezen door simpelweg te vragen aan de HG: ‘doe jij het voor mij’.’ ‘Ik ben bereid mijn privé standpunt en onware ideeën los te laten. Ja, ik ben ook bereid te aanvaarden dat ik al de Zoon van God ben en nog gewoon Thuis ben. Ja ik aanvaard dat alles wat ik als verbeelden gedachtes zie, niet bestaat en ja ik probeer het niet meer als pop jan te snappen of te gaan vinden’. Dát is kiezen voor een vrijheidsmantra tegen de weerstand van een niet aflatende stroom ego afleidingen en hindernissen die je in de onware denkwereld worden voorgeschoteld. Zo van ik heb: gewerkt, slecht geslapen, ben ziek… gedachten die ons ongemerkt aan hun touwtjes vast lijken te houden. Dus als deze uitleg, in bovenstaande alinea’s, je denken op zijn kop lijkt te zetten, is dat het kleine ik, de kleine denkgeest van de pop die probeert te begrijpen wat er bedoeld wordt. Die pop gaat het nooit snappen, en dat hoeft ook niet. Dát in jou wat het snapt bén jij als juist gerichte denkgeest niet als persoon. Door de les van vandaag rustig op je in te laten werken en je bereidheid je over te geven aan de Heilige Geest en de Cursus, kom je vanzelf terug op die juiste-gerichtheid van denken (die je nooit werkelijk bent kwijt geraakt ook al lijkt dat zo).

T.9.4.6.3 Wonderen zijn niets anders dan het teken van je bereidheid om het verlossingsplan van de Heilige Geest te volgen, in de erkenning dat jij niet begrijpt wat het is.

Socrates zei het al: Hoe meer ik weet, des te meer ik weet dat ik niets weet.
Ik heb door vallen en opstaan, via allerlei omwegen van persoonlijk doenerschap geleerd nederig te zijn en heb door af te stappen van iets te zijn of te weten de genade van het wonder van puur ZIJN zonder meer of minder ontvangen.
Jíj kan nu direct aan de HG vragen om dat droomspinsel wat je in je denkgeest gemaakt hebt over te nemen en je te genezen van dromen maken en geloven. Dat is de kortste weg om liefde delen met heel het Zoonschap en God innerlijk te hervinden.

Door de dubbelheid in onze denkgeest zal ook je ego via pop jan beweren naar huis te willen en dat zo vertalen dat je naar een uiterlijke vrede gaat zoeken je belovend dat je daardoor écht ooit innerlijk rust gaat vinden.

28.II.11. Het ego kan het idee dat terugkeer noodzakelijk is accepteren, omdat het zo makkelijk dit idee moeilijk kan doen lijken. 2 Toch vertelt de Heilige Geest jou dat zelfs terugkeer onnodig is, omdat wat nooit heeft plaatsgevonden niet moeilijk kan zijn. 3 Je kunt het idee van terugkeer echter zowel noodzakelijk als moeilijk maken. 4 Toch is het beslist duidelijk dat wie volmaakt is niets nodig heeft, en dat je volmaaktheid niet kunt ervaren als een moeilijke verworvenheid, omdat dit is wat jij bent.

Het ego heeft ook een idee over eenheid: het hakt de hele waarneming in stukjes en beschouwt dan de onderlinge relatie en afhankelijkheid van alle losse onderdelen als eenheid en benadrukt tegelijkertijd het ‘wonderbaarlijke’ en speciaalheid van alle fragmenten als écht en uniek. Het vertelt dat we als pop/lichaam allemaal al één en thuis zijn en dat alles een ‘mysterieus en prachtig spel’ van god is. Het zal de HG als een soort Sinterklaas inhuren om geluk uit lichamen en dingen te halen en belooft dat ons ’poppenleven’ nu een stuk gemakkelijker zal zijn. Het ego beweert dat het allemaal god’s wil is dus gooi alle remmen maar los. Het maakt toch allemaal niet uit want wij hebben er niets mee te maken. Wij zijn totaal onschuldig in wat we doen of denken want god heeft alle tegenstellingen, conflicten en oorlogen zo bedacht.
Maar als we voor geluk van oorzaken buiten ons afhankelijk zouden zijn, dan zou het logisch zijn dat geluk zou toenemen als je meer dingen bezit en minder worden als je dingen kwijtraakt. Dat gebeurt natuurlijk alleen in onze privé fantasie want we zijn blind voor het feit dat er voor pop jan nooit genoeg ’geluks-kralen‘ aan die ketting zitten en hij onbevredigbaar is. Het lichaam is wel te bevredigen maar ons ego-denken nooit. Die vergelijkt het met vroeger of verwacht later beter. We willen wel van de bron van vrede drinken maar draaien nu plenzend met water nog even om de bron heen en stellen uit om er NU van te drinken. Alleen maar omdat we door het poppenspelscript bang zijn gemaakt voor die liefdes Bron, onze onpersoonlijke kennendheid-van-liefde-zijn. Die ‘valse ervaringen’, dat voortdurend achterom kijken vertellen ons dat van de bron drinken de dood van pop jan betekent.

T18.II.1En bovenal: wees er niet bang voor. 7. Wanneer je ogenschijnlijk een of andere verwrongen vorm van de oorspronkelijke dwaling ziet opduiken die jou angst inboezemt, zeg dan alleen: ‘God is niet angst, maar Liefde,’ en hij zal verdwijnen. 2 De waarheid zal jou verlossen. 3 Ze heeft jou niet verlaten, om de waanzinnige wereld in te gaan en zo van jou weg te gaan. 4 Binnenin jou is innerlijke gezondheid, buiten jou ligt waanzin. 5Jij gelooft alleen dat het andersom is: dat de waarheid buiten je is, en dwaling en schuld binnenin je.

Omdat we angst door schijnbare ervaringen in een verleden blind geloven kijken we over onze ware gedachten heen en herkennen de opening van ons ‘nu zijn’ niet en zo gaat de ego zoektocht schijnbaar verder. Maar ergens weten we vaag, dat elke ervaring uit een verleden verhaal je ‘nu’ niet de innerlijke vrede geeft die je werkelijk al bent.

T9. IV. 5. De vergeving die jij van mij leert, bedient zich niet van angst om angst ongedaan te maken. Noch maakt ze het onwerkelijke tot werkelijkheid om het vervolgens te vernietigen.

Wat jou gelukkig maakt, wil je leren en niet vergeten

De dictaten van het aangeleerde denken in labels brengen je alleen maar onvrede en tegen-liefde-delen-zijn. In welke vorm en kracht die ervaringen zich ook lijken voor te doen, wat je gedachten daar ook over beweren, voor de Cursus is er geen onderscheid en zijn ze allemaal – groot of klein – allemaal gelijk.
De schuld, pijn, wraak-moordlust, haat, boosheid, onrecht en angst die je voelt, komen nooit van de redenen die jij denkt maar doordat je geluk blijft zoeken in die droom-waarnemingen van ervaringen met een lichaam, in plaats van te aanvaarden dat we al vormloos en onpersoonlijk wonen in ons eeuwig veilige en liefdevolle Zijn, wat de Cursus ware Kennis en louter kennen van de Hemel noemt.

T21.1.3. Het is niet nodig te leren door pijn. En milde lessen worden vol vreugde aangeleerd, en blijmoedig onthouden. Wat jou gelukkig maakt, wil je leren en niet vergeten. Dit is niet wat je ontkennen wilt. Jouw vraag is of de middelen waarmee deze cursus wordt geleerd jou de vreugde zullen schenken die hij belooft. Als je geloofde dat dit zo was, zou het leren ervan geen probleem zijn. Jij bent nog geen gelukkige leerling, omdat je nog steeds onzeker bent of visie jou meer geeft dan oordeel, terwijl je geleerd hebt dat jij niet beide hebben kunt.

Ergens in ons weten wij nog vaag van water dat staat voor Eénheid en zijn natheid voor Liefde. Daarom vragen wij ons af waar dat eenheidsgeluk, die ware intimiteit van de stem van God welke we ooit gekend hebben, in godsnaam gebleven is? Als we het niet al kenden, zouden we het nooit kunnen gaan zoeken om het te hervinden. Toch?

Les 52.1.(6) Ik voel onvrede (ik ben overstuur, boos, verdrietig, geïrriteerd) omdat ik zie wat er niet is. De werkelijkheid (het kennen-zijn van liefdes gedachten delen met God en heel het zoonschap) is nooit angstaanjagend. Ze kan onmogelijk mijn vrede verstoren. Werkelijkheid (het kennen en zijn) brengt louter volmaakte vrede. Wanneer ik onvrede voel, komt dat altijd doordat ik de werkelijkheid (het delen van liefde-zijn-gedachten) heb (willen) vervangen door illusies die ik ( met gelabelde verbeelden fantasie gedachten) zelf verzonnen heb. Die illusies verstoren mijn vrede, omdat ik ze ( ik als de droommaker van de onwerkelijke droombeelden) werkelijkheid heb verleend en ik daardoor de werkelijkheid (wat er nu als liefde-zijn en delen wel is) als een illusie beschouw ( maar nu niet wens te zien). Niets in Gods schepping wordt ook maar enigszins door deze verwarring van mij beïnvloed. Ik raak altijd mijn vrede (werkelijkheid van liefde-zijn) kwijt om niets (onware gedachten willen zien).

Daarom word jij als pop steeds kwaad op andere poppen omdat die niet de liefde (terug)geven wat je wezenlijk zoekt en omdat je je nog vaag herinnerd hoe die heerlijkheid was. (Les 5 ik voel nooit onvrede om de reden die ik denk, maar omdat ik de stem van God mis). Hier is de uitnodiging om open te leren staan op een andere manier te willen kijken naar de werkelijke reden van het ervaren van een gebrek aan liefde. T21.1.4. De blinden raken aan hun wereld gewend door zich eraan aan te passen. Ze denken dat ze hun weg erin kennen. Ze hebben die geleerd, niet door vreugdevolle lessen, maar door de harde noodzaak van beperkingen die ze meenden niet te kunnen overwinnen. En doordat ze dit nog altijd geloven, zijn die lessen hun dierbaar en klampen zij zich eraan vast, omdat ze niet kunnen zien. Ze begrijpen niet dat die lessen hen blind houden. Dat geloven ze niet. En dus houden ze de wereld die ze hebben leren ‘zien in hun verbeelding vast, in de overtuiging dat hun keuze is: dit of niets. Ze haten de wereld die ze door pijn hebben leren kennen. En alles wat ze menen dat zich daarin bevindt, dient om hen eraan te herinneren dat ze incompleet zijn en bitterlijk misdeeld.

Liefde (terug)willen betekent bereid te zijn het zelf zijn van liefde weer te geloven en dus de verzoening zonder meer of minder te aanvaarden. Het maakt je ervan bewust dat dat geluk nooit door poppen en via objecten gevonden en gedeeld kan worden. Dat haalt het geloof en de waarde om vanuit zintuigen naar de wereld te kijken onderuit. De aanvaarding van het nieuwe zien vanuit de Zoon van God brengt ons die wezenlijke intimiteit van onze eigenste tegenwoordigheid. Met hulp van de HG (de stem van God) mogen wij dan ons eigenste zelf van God gekregen weer als het Zelf van God leren kennen, en op houden te blijven liegen tegen onszelf met dromen maken en geloven.

T9. IV. 5.  3 Vergeving (dromen zijn niet waar) met behulp van de Heilige Geest bestaat er eenvoudig uit van meet af aan voorbij te zien aan de vergissing, zodat die (pop jan zijn in een wereld vol anderen) voor jou onwerkelijk blijft. 4 Laat geen enkele overtuiging dat ze (de dromen) echt is in jouw denkgeest binnensluipen (als waar), of je zult eveneens geloven dat jij, om zelf te worden vergeven, ongedaan moet maken wat jij hebt gemaakt.(de omweg van doenerschap oplopen)  5 Wat geen gevolg heeft (dromen) bestaat niet, en voor de Heilige Geest zijn de gevolgen van een (droom)vergissing niet bestaand. 6 Door overal en in alle opzichten gestaag en consequent alle (droom)gevolgen ervan teniet te doen, onderwijst en bewijst Hij dat het ego niet bestaat.

Jan is visueel ingesteld en werkt bij het schrijven met in kleur gearceerde tekstblokken.


Klik hier om dit artikel met kleurarceringen in pdf formaat te downloaden.