Skip to main content

12 Aandachtspunten bij geestelijke oefening en toewijding (Sadhana van Krishna Menon)

  1. Onderzoek van de drie toestanden bewijst dat ik een onveranderlijk principe (Bestaan) ben.
  2. Bewustzijn/gewaarzijn verlaat me voor geen enkel ogenblik. Daarom ben ik bewustzijn /gewaarzijn/Kennendheid.
  3. Wanneer ik los sta en ontdaan ben van lichaam, zintuigen en geest *, dan komt geluk of diepe vrede op. Dus vrede is ook mijn ware aard.    [* Mind is vertaald met geest en als denkgeest in de cursus, jan houdt het liever op kennendheid van gedachten. Met mind wordt hier bedoeld: denken en voelen.]
  4. Lichaam, zintuigen en geest (denken en voelen) zijn niet altijd bij mij (onderzoek van de drie toestanden). Daarom kan ik niet lichaam, zintuigen of geest (denken en voelen) zijn.
  5. Het komt mij toe dat ik de ongedefineerde kenner van alles ben. Daarom ben ik de getuige of kenner. Aangezien ik altijd de kenner ben, kan ik geen (persoonlijke) denker, waarnemer, doener of iemand die plezier heeft of lijdt, zijn.
  6. Alle objecten, zowel stoffelijk als mentaal **, wijzen naar mij en bevestigen mij (als Bewustzijn/gewaarzijn/Kennendheid). [** Subtle is vertaald met ‘mentaal’ en niet als subtiel, maar kan ook betekenen ‘fijnstoffelijk’. In ieder geval wordt bedoeld: objecten van denken en voelen, oftewel gedachten en gevoelens alias emoties.]
  7. De zintuigen, lichaam en geest (denken en voelen) zijn in hun diverse handelingen op zoek naar plezier en geluk. Geluk is mijn ware aard. Daarom zoeken ze mij. Of, in andere woorden, ze zijn (heel het gekende) bezig met een eerbetoon aan mij (de kenner van alles). Ik sta (onbeïnvloed) afzijdig en neem in stilte hun eerbetoon in ontvangst.
  8. Tussen twee activiteiten van de geest in en in de diepe slaap, sta ik (onbeïnvloed als de kenner van alles) in mijn eigenste glorie zijn te stralen.
  9. Omdat gedachten,emoties en gevoelens in mij (Bewustzijn/louter gewaarzijn/Kennendheid) opkomen, in mij verblijven en in mij ondergaan, zijn zij mij-zelf.
  10. Het geluk dat ik lijk te krijgen van de objecten van de zintuigen, ligt niet in de objecten (buiten mij) of in de geest (denken en voelen) besloten. Het komt van het ware ‘Ik Principe ‘ (alias ons louter eigenste Zijn).
  11. De wereld buiten mij is niets anders dan objecten van de zintuigen. En objecten van de zintuigen zijn niets anders dan zintuigelijke waarnemingen. En zintuigelijke waarnemingen zijn niets anders dan puur bewustzijn / kennendheid/ louter gewaarzijn. Kortom, geen enkel object, stoffelijk of mentaal, kan van het bewustzijn afgesplitst worden (afgescheiden zijn). Daarom is de wereld (een fantasie gedachten en deel van) het bewustzijn zelf.
  12. Samenvattend: gedachten, gevoelens, waarnemingen en de wereld buiten mij zijn niets anders dan bewustzijn (kennendheid van gedachten). Ook ik ben bewustzijn. Daarom bestaat er niets dat niet bewustzijn is (en bestaat er wezenlijk alleen vragen loos louter kennendheid zijn van één geluk zijn delen).