Skip to main content

‘Verlichting is niks speciaals’

‘Suizen’ noemt Jan van Delden (Den Haag, 1951) de staat van stilte, alertheid en heelheid die je altijd bij je draagt. Een woordeloze toestand van onpersoonlijke liefde waarin we moeiteloos gewaar zijn in het nu. Maar hoe leg je iemand zo’n situatie uit waarin woorden betekenisloos zijn? Een spoedcursus non-dualiteit met Jan van Delden, vol Jantjes, vissen, een driejarig kind dat naar zijn werk gaat en een paar tuinstoelen.

door Annelies van der Ouw
(Gepubliceerd in Koorddanser – januari 2012)

De Jan van Delden die ons in zijn tijdelijke standplaats in Amsterdam-Zuidoost ontvangt, is als we zijn uitgestoken hand schudden eigenlijk aan het ‘slijmen’. Dat is volgens hem nodig wanneer hij liefdevol rekening houdt met de systemen en regels in de duale wereld. Man-vrouw, rechtvaardig-onrechtvaardig, Ajax-Feijenoord; voor Jan is die dualiteit slechts een droom die plaatsvindt terwijl hij ‘wakker’ is. Maar in het contact met hem is daar niets van te merken. Integendeel, de slijmende Jan is een prettige aanwezigheid. Er is geen enkele houding bij hem te bespeuren, waardoor je je direct met hem verbonden voelt.

Wie is die Jan met ADHD-trekjes die ons in onvervalst Haags te woord staat? Het antwoord op die vraag blijkt minder eenvoudig dan de vraag zelf. Dé Jan bestaat niet. Jan onderscheidt meerdere persoonlijkheden (om precies te zijn 108) die zich manifesteren in de duale wereld, in de droom. Die noemt hij ‘de Jantjes’. Dit impliceert dat er nog een ander bewustzijn is die de gedroomde Jantjes vanaf een afstandje gadeslaat. Het klinkt schizofreen, maar dat is het volgens Jan geenszins.

‘Ik long’
“Het Jantjesdenken is de droom. Daarin kan Jan als denkende neuroot gewoon doorratelen, terwijl ik tegelijkertijd het stille getuige-zijn vasthoud dat niet droomt.” Het vergt wel enig inzicht om in die staat te geraken. “We zijn allemaal visjes, of droomverschijningen, die op zoek zijn naar water, de essentie. De gebeurtenissen in de droom zijn de golven op het water. De meesten van ons zitten bovenin de golf, worden heen en weer gesmeten en ervaren zichzelf als afgescheiden van de wereld en de anderen. Maar we realiseren ons niet dat we niet het visje maar het water zijn. Dan kijken we van onderaf naar de golf en zien we dat die slechts uit objectloos water bestaat. En dat het altijd zo is geweest. Dat te beseffen kost moeite, want daar steekt het ego een stokje voor. Het ego denkt dat hij doodgaat als je het water wordt en wil liever kritisch langs de zijlijn de wereld blijven beoordelen. Het heeft met alle vergaarde kennis uit een verleden naar de toekomst toegeleefd om daar werkelijk geluk te vinden. Maar dat vindt hij niet, want geluk ervaar je alleen in het nu en daar is hij bang voor. Zo voel je je continu onvervuld.”

Terwijl Jan aan zijn thee nipt, vervolgt hij: “Als ik thee drink, dan is dat een ervaren in het nu. Een ‘ervaren’. Het wordt pas een ‘ervaring’ wanneer ik je zeg dat de thee te heet is. De woorden die je ervoor gebruikt hebben alleen niets met het ervaren zelf te maken maar zijn door het denken gecreëerd. Op dat moment bedenk je een droom.” Hij licht zijn trui op en toont twee getekende longen op het T-shirt dat hij daaronder draagt. ‘Ik long’, staat er boven. “Kreten als ‘ik eet’ en ik denk’ komen op hetzelfde neer. Het zegt niets over de essentie. Het slaat nergens op. Dat vinden we logisch bij ‘ik long’, maar niet bij ‘ik denk’, omdat we daar een betekenis aan hebben gegeven. Pas wanneer je dat inziet, laat je het ego-denken los.”

Maar hoe word je water terwijl je je honderd procent vis voelt? Om dit te verduidelijken gebruikt Jan de analogie van de drie stoelen. De linkerstoel verbeeldt de waakdroomtoestand, de middelste de slaapdroomtoestand en de rechter de droomloze toestand. “We praten nu met elkaar in de waakdroomtoestand. Die droom is wat iedereen kent en ziet in het dagelijkse leven, ieder vanuit zijn eigen persoon. Ga je slapen, dan verdwijnt die waakdroomtoestand en kom je in de slaapdroomtoestand terecht. Als je droomt in die slaapdroomtoestand, dan volgt iets in ons de hoofdrolspeler in de droom op dezelfde manier als in de waakdroomtoestand. En kom je in de droomloze slaap terecht, dan weet je de volgende morgen dat je geslapen hebt zonder te dromen. Dat betekent dat iets in ons het vermogen heeft om de aan- en afwezigheid van de droomloze slaap te erkennen. De positie waarin je die drie toestanden kunt volgen noem ik de essentie, de vierde stoel die achter de drie stoelen staat. Pas als je die essentie of die stille, onpersoonlijke plek in jezelf hebt hervonden, ga je inzien dat die plek je wel kan geven wat je in die drie toestanden niet vindt: liefde.”

Magie
Jan erkent de aanwezigheid van de Jantjes, maar wat ze doen en zeggen neemt hij niet voor waarheid aan. De stilte die, net als bij iedereen, al in hem zat, heeft hij toevallig weer herontdekt. Maar dat is wel anders geweest. Jan groeide op als een ziekelijk kind in de Haagse Spoorwijk. Zijn drang om de wereld te verbeteren bracht hem bij het maatschappelijk werk in een van de meest problematische achterstandswijken van Nederland. Ondanks dat hij dronk, rookte en zich letterlijk bijna dood werkte – met drie maagzweren en verschillende burn-outs tot gevolg – bleef hij zoeken naar de diepere zin van het leven. Eind jaren zeventig hoorde hij Wolter Keers spreken, die later zijn leermeester werd. Vanaf dat moment ontdekte Jan langzamerhand waar hij de stilte in zichzelf kon vinden. Maar hij bleef de drang houden om mensen te helpen. Hij realiseerde zich nog niet dat hij daarmee juist de dualiteit voortzette. Hij kon dat niet loslaten en moest door de pijn heen gaan. En door de eenzaamheid die dat inzicht met zich meebracht. “’No great man ever tried to help the world’, zei Wolter altijd na afloop van een lezing. Op het moment dat je de wereld helpt, maak je jezelf als een onderdeel van die wereld en dus van de droom.” Jan: “De wereld bestaat uit wat jij denkt of droomt. Als jij je denken verandert, verandert de wereld mee. Dat is de magie. Alleen die zien we niet.”

In de droom lijden we aan ons denken. We zien niet dat er een nooduitgang is. Heilig overtuigd van het feit dat alles eindig is, zijn we continu druk om voor onze dood al onze doelen te bereiken.

Kun je als non-dualist je lijdende medemens helpen? Dat kan volgens Jan zeker, maar alleen door te doorzien dat de droom niet waar is. Er bestaat geen lijden omdat wat we echt zijn, veilig en eeuwig is: “In de droom ben je als Jantje niet in staat daar iets wezenlijks aan te veranderen. Je zorgt hooguit voor een pleister op de wonde en je kunt zo mensen gelukkig maken, maar écht helpen doe je ze niet. Je kunt ze niet ongevraagd uit de droom halen, want dat doe je wanneer je iemand zomaar vertelt dat alles een illusie is. Dat is pure mishandeling.”

Ook dit kan Jan illustreren met een metafoor. “Stel, we zijn een echtpaar. Op zondagmorgen komt ons kind van drie binnenhuppelen met een koffertje in de hand en zegt: ‘Papa, mama, ik ga naar mijn werk’. Dan zeg je niet: ‘Doe niet zo gek, een driejarig kind werkt niet’. Dat wordt een ramp, je kind gaat huilen en je zondagochtend is bedorven. Dus je liegt zonder aarzelen: ‘Ja schat, ga maar lekker naar je werk, en neem je broodje pindakaas mee’. Je gaat mee in de illusie terwijl je weet dat het niet waar is. En het maakt geen verschil of het een driejarig kind is of een vijftigjarige zakenman met een laptop, mobieltje en dure auto. Ik laat een persoon in zijn waarde. Ik wacht af tot het kind zelf zegt: ‘Papa, ik vind het niet meer leuk op mijn werk, ik wil naar huis’. Het moet zelf beseffen dat het iets mist. Iets dat we allemaal missen, en dat is onpersoonlijke liefde.”

Schraal?
Hans Korteweg noemde in het vorige nummer, Koorddanser 290, veel wat voor Advaita doorgaat schraal. Zwart-wit gezegd: de valkuil voor een non-dualist is dat hij zich distantieert van de wereld. Als alles een illusie is, verlies je de drang om die te beïnvloeden.

Daar kan Jan kort over zijn: “Dan heb je het water nog niet hervonden. Wanneer alles één is, wanneer je doorziet dat elk mens geen golf is maar water, dan kun je nooit meer ophouden om liefde te zien. Dat is allesbehalve schraal.” Maar het is net als met de hete thee, op het moment dat je het ervaren van liefde in woorden vangt, wordt ook dit weer een ervaring die niets met liefde te maken heeft. “‘Als deugd en rechtvaardigheid (het denken) het huis in komen, piept de liefde de achterdeur uit’, zei mijn leermeester altijd. Je kunt liefde alleen indirect ervaren omdat je het bent, maar je kunt liefde nooit tot een ervaring maken.”Hoe weet je wanneer je die staat hebt bereikt? En hoe speciaal is dat gevoel? “Wanneer je je maskers afzet waarmee je kritiek hebt op je omgeving, kom je bij het niet-weten, het onpersoonlijk gewaar zijn. Je denken is gestopt: ‘je weet niet’. Ook dat delen we, net als het nu. ‘Ik weet het niet’, dat is de ingang van de liefde. Als je dat bereikt, dan hebben we geen gesprek meer nodig. Dan is het meteen duidelijk wat liefde is. Wat in de droom belangrijk voor je was, verliest z’n aantrekkingskracht. Er is rust. Alles gebeurt vanzelf, je krijgt het cadeau. Er ontstaat een enorme dankbaarheid. Dat noemen we verlicht, maar dat vind ik zo’n raar woord. ‘Verlicht zijn’ is ‘het ene delen’ en dat is de gewoonste toestand die er bestaat, er is niks speciaals aan. Ik noem het liever ‘helemaal lekkah in heelheid’ zijn.”

Jantje aikido
Jan is een gepassioneerd aikido-beoefenaar. Aikido is voor hem de fysieke uiting van non-dualiteit. “Bij aikido verdedig en val je net zolang aan totdat je inziet dat het niet scoort. De samoerai raakten vaak in zo’n meestertoestand zonder aanval noch verdediging. Je kunt je wapen alleen optillen met een gedachte. En in je aanval ben je kwetsbaar, want je tilt je arm op. Dan heb je eigenlijk al verloren. En verdedig je, dan bevestig je de aanval.

In die meestertoestand doe je niets en houd je de ander continu in de gaten, alert en in het nu. Dan ontstaat er intimiteit. En hoe langer die intimiteit duurt, des te moeilijker wordt het om aan te vallen. Alleen de samoerai kennen hiermee een legitieme manier om zonder te vechten én zonder je gezicht te verliezen het slagveld te verlaten.”

Klik hier voor een korte impressie van de lezing van Jan van Delden op 18 november in Amsterdam. In die opname legt hij met behulp van vier witte tuinstoelen en drie kwebbelende Teletubbies het principe van de achterste stoel of de essentie nog een keer uit.