Skip to main content

Als de persoonlijkheid een fictie is, wie of wat wordt er dan verlicht en wie of wat kan daar iets aan doen? In het onderstaande vraaggesprek probeert Jan van Delden antwoord op die verwarrende koan te geven. Realisatie blijkt een toepasselijker woord dan verlichting.

door Kees Schreuders

Wie of wat kan er nu voor zorgen dat je verlicht wordt? Wie of wat moet het doen?
Jan van Delden: Alleen de eerste oorzaak (het absolute, god of welke naam je het ook geeft) kan iets doen of laten. De moeilijkheid is alleen dat die niets doet. Er bestaat namelijk niets anders dan de eerste oorzaak. Wat we aanzien voor dualiteit is dus een verzinsel. De eerste oorzaak laat geen dualiteit toe. Dus spreken over de problemen binnen de dualiteit is een ‘droog water’-probleem. Hoe kun je zorgen dat je eerste oorzaak wordt, hoe doe je dat in godsnaam en wie doet dat? Hou het simpel, zie in dat je die eerste oorzaak altijd al bent geweest, maak zo een einde aan elke idee-fixe en besef dat ook realisatie iets is wat je niet in de hand hebt.

Dat is een pittige. Er is dus niets of niemand die de regie in handen heeft? Heeft de schepping dan geen doel?
De waarom-vraag maakt ons tot zoekers en zonder afdoende antwoord op die vraag blijven we zwerven en zoeken. Van die doelloosheid word je even stil… Direct gevolgd door gedachten als: wat een onmacht, wat een willekeur, en zo voort. Ik kan dus alleen mezelf (inclusief die na-huppelende gedachten) zijn en dat als vrede of genade herkennen of inzien, want verder is er echt niets te doen.

Sceptici zullen zeggen dat dit een vrijbrief voor onverantwoordelijk gedrag is.
Wie kan kiezen of hij zich ineens onverantwoordelijk gaat gedragen? Dat gaat niet. We kunnen wel van het roken af willen, maar het toch niet doen. Dat moet spontaan gebeuren, en plotseling kan het echte stoppen zich aandienen. Maar niet door een ‘ik’ dat denkt: ik ga stoppen. Alle dingen die we denken te doen zijn eigenlijk spontane zelfgebeurtenissen. Het is als het groeien van haar en het kloppen van je hart. Dat doe je niet, het gebeurt. Hetzelfde geldt voor het kopen van een huis en het ja en nee zeggen tegen je partner. De verantwoordelijkheid die we denken te hebben, is een gedachte die spontaan – en achteraf – verschijnt. Er kan nooit een ‘ik doe het’ zijn in een handeling. In een handeling kan überhaupt nooit een gedachte huizen en vice versa. Natuurlijk is de gedachte dat ik iets slechts/verkeerds doe of ga doen een realiteit. Maar zegt hij daarmee iets over het gebeuren? Hééft hij er wel iets over te zeggen?

Als je niet kunt stoppen met roken of te veel eten of wat dan ook, hou dan op met gedachten te geloven die beweren dat je dat wel zou kunnen. Leef dan in het nu en zie in dat nú de dingen gebeuren zoals ze gebeuren. Zo haal je de begrenzing weg die er ogenschijnlijk is wanneer je het denken blijft volgen.

Het zien en ervaren van dualiteit is onzin. Je ziet en ervaart geen dualiteit, je ‘denkt’ dualiteit. Dus concentreer je op het zien en niet op de inhoud van het denken. Hier daagt het werkelijke probleem: we menen niet zonder het denken te kunnen. We zijn verslaafd aan het denken en hebben zo het gewone zijn, het ‘nu’, datgene wat gebeurt, uit het oog verloren en ingeruild voor ‘hoe het zou moeten en kunnen’, en zo ons leven in ontevredenheid en afgescheidenheid gedompeld.

Er wordt gezegd: ‘Je bent nooit níet-verlicht. Dat het anders zou zijn, denk je alleen maar’. Kun je daar iets over zeggen?
Binnen de eerste oorzaak is er een zelfverbeelding, die een ‘kip of ei-vraag’ lijkt te huisvesten. Zie dat zowel de kip als het ei uit de eerste oorzaak bestaan en weg is de vraag: wat was er eerder? Het standpuntsverschil is denkbeeldig. Er is alleen maar eerste oorzaak en die is allesomvattend. Punt.

Maar is die eerste oorzaak iets wat ervaren, gevoeld, gekend of gezien kan worden? Is het een manier van leven of een ander standpunt innemen? Is het het ontbreken van gedachten?
Wat kunnen vrijheid en geluk anders zijn dan vrijheid van denken en voelen? Zie je in dat je de eerste oorzaak bent, dan houdt dualiteit op te bestaan. We beleven de dualiteit alleen door het denken. Stop dan met het geloven en aandacht schenken aan dat denken; dat is de bron van je lijden. Ga de echtheid van die object-subject wereld die het denken ons voorspiegelt eens echt onderzoeken.

Vanwaaruit doe je dat onderzoek? Als je het vanuit het object – vanuit het gekende – wilt doen, zie je toch gelijk dat zoiets niet gaat? Een object kan nooit zijn subject objectiveren en dus ook niet bereiken. Als je daarentegen een subject denkt te zijn, kan dat geen vorm hebben, want dan zou het een object zijn. Als het subject als vormloos wordt gedacht, lijkt er de onmogelijkheid om contact te maken met het object. Hoe zou dat dan moeten plaatsvinden en waarmee? Het filmdoek dat één wordt met de film is een denkbeeldige eenheid, een leugen, de bron van ‘maya’ van alle illusie.

Dus is het denken zelf de oplichter. Met hem kom je er nooit uit, want je blijft oplossingen bedenken en aldus gevangen zitten in je eigen denken. De eerste oorzaak kan nooit opgesplitst zijn, worden, of zijn geweest. Als het zogenaamde subject nooit één kan worden met het gedachte-object, trek daar dan de conclusie uit en zie dat het kennen van objecten niet inhoudt dat er ook objecten bestaan!

Als je de wereld om je heen beleeft, is dat dus niet het beleven van een wereld, van een vorm, maar van het kennen: de eerste oorzaak zelf. Je vraag ‘maar is die eerste oorzaak iets wat ervaren, gevoeld, gekend of gezien kan worden?’ is beantwoord. Het blijkt dus gewoon ervaren, voelen en zien te zijn. Die worden dus niet gekend, maar zíjn juist het kennen! En zo is de allesomvattendheid van de eerste oorzaak terug van nooit weg geweest.

Aarzelend staan we voor ‘de lege stoel’ en telkens deinzen we weer terug, want die stoel stelt toch niets voor en levert niets op. Waarom zouden we hem dan willen of niet willen?
Als je het standpunt van het ‘kip én ei’ als waarachtig hebt leren kennen, is de genezing je weer afvragen ‘waarin verschijnen die kip en het ei?’ ‘Ik weet het niet,’ antwoordt de persoonlijkheid die wil weten wat er eerder was. ‘Stilte’, zegt de stilte, die vanzelf ontstaat als het denken om dit schijnprobleem op te lossen nutteloos blijkt. Het antwoord is dus stilte. Wie zou in de stilte die de ingrond van alles is, niet willen hebben?

Het is aan de eerste oorzaak het verstoppertje-spelen te laten ophouden, maar als het ophoudt, zie je dat het er nooit is geweest. Alles is genade, er is geen ander zijn dan het ene Zijn zelf. Zet het denken buitenspel en neutraliseer je hardnekkige drang tot willen-begrijpen, tot willen-doen. Aldus blijf je ‘naakt’ en leeg achter.

Vraagt het tijd om te wennen aan het feit dat je geen persoon bent?
Ja, en nee. Ja, als je het bekijkt vanuit de hoofdrolspeler en het denken in tijd en ruimte. Nee, als je het schouwt vanuit het bewustzijn. Dat impliceert dat het uiteindelijk vanuit het bewustzijn allemaal onzin is. Het water was altijd al water, ook toen de golf dat nog niet had doorzien. Wat inhoudt dat het water niet hoeft af te kicken van het golf-denken.

Het is de golf, die denkt een x-aantal jaren te hebben geleefd, zichzelf doorziet dat hij altijd al gewoon water was, en tijd nodig heeft gehad om die automatische ‘ik ben een golf’-gedachte te passeren. De aandacht die vroeger dacht bezit te zijn van het ik-denken, moet nu een poos op het water zelf worden gericht. Net zolang tot die aandacht en het water als één ding worden beleefd. Dat lijkt in de eerste instantie een activiteit van de golf, maar die waan eindigt in de praktijk pas echt, wanneer die aandacht als één met het water, met het kennen zelf wordt herkend.