ArtikelenGesprek met JanMedia

Verlicht en wat dan?

By 21 juni 2002 No Comments

De persoonlijkheid zal vrijheid nooit begrijpen.

‘Wil jij mijn goeroe worden?’ vroeg iemand onlangs aan Jan van Delden. ‘Nee,’ antwoordde hij, ‘maar ik wil wel je vriend worden.’
Van Delden heeft het woord ‘goeroe’ lang niet uit zijn mond kunnen krijgen. ‘Omdat ik weet dat jij en ik hetzelfde zijn: water dat met elkaar babbelt.’ In het besef dat hij een verloren strijd levert, belooft hij toch zijn best te doen om de denkbeeldige ongelijkheid tussen leraar en leerling uit de weg te gaan. Hij aarzelt dan ook om scheutig te zijn met bijzonderheden over zijn persoonlijke achtergrond. ‘Er zijn geen standaardontwikkelingen. Het gevaar is dat mensen denken dat het net zo moeizaam moet als het mij is vergaan. Dat ik nou zo’n sukkel ben.’

door Bob Snoijink
(gepubliceerd in Tijdschrift Inzicht, 2002)

Er is veel geschreven over individuele wegen naar verlichting en al die geschriften kunnen volgens Van Delden op dezelfde manier versluierend werken. Liever gesproken over ‘Verlichting en wat dan?’, want de waan dat het met verlichting bekeken zou zijn is wijd verbreid. Er blijkt klare taal mogelijk over de weg die wordt afgelegd nadat zelfrealisatie heeft toegeslagen. ‘De som is opgelost, nu moet je ’m nog toepassen,’ zegt hij. In de regel zou het nog een jaar of tien duren voordat ‘je stoel echt leeg is,’ zoals Jan van Delden dat noemt.

Stefan Kool, de vertaler van Nisargadatta, zou eens gezegd hebben dat zelfrealisatie zo dun is als wc-papier. Dat zou betekenen dat er iets wordt gerealiseerd wat je vervolgens weer door kunt trekken. Is er dan wel iets gerealiseerd?
Jawel. Je bent vanuit de golf naar beneden gezakt en merkt dat alles water is – dat je één bent met het water – en er geen afzonderlijke golven meer bestaan. Vervolgens ga je weer omhoog en probeer je die kennis in de golf op te nemen.

Dat is de eerste, de belangrijkste en meest voorkomende vergissing van mensen die het hebben gezien. Als je wat je hebt gezien probeert in te passen in begrippen, heb je de waarheid verpatst. Dan probeer je de golf te vertellen wat eronder is gebeurd. De golf is daar niet geweest, maar Jij.
Je moet inzien dat de golf nooit de vrijheid kan begrijpen. Bobbie zal er nooit iets van snappen. Het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis snapt het niet. Zodra je zegt: ‘Ik heb het begrepen’ zet je je vast. Als je zegt: ‘Ik heb het niet begrepen,’ is er nog een kans.

Dus?
Dus moet je blijven oefenen om een scheiding aan te brengen tussen het Kennen en het Gekende, tussen de waarneming en het waargenomene. Die scheiding is kunstmatig, zoals wanneer je de film van het doek probeert te scheiden. Later zul je zien dat ze één zijn, en dat het doek de film niet nodig heeft maar andersom wel. Voorlopig moet je goed blijven zien wat bij het Gekende hoort en wat bij het Kennen. Alles wat je van Bobbie weet is het Gekende. (Aan de ‘Kennende’ kant is niets te vinden.) Die – kunstmatige – scheiding mag geen overlapping hebben. Die beroemde vingers van Michelangelo mogen niet bij elkaar komen.

Aan de Kennende kant is niets te vinden, zeg je. Toch is er iets. Wat?
In de eerste plaats Kennendheid, het vermogen tot Kennen. In de tweede plaats een altijd nu-zijn. Die twee zijn bruikbaar, maar kosten veel moeite om je eigen te maken. Dan moet je eindeloos mantra’s opzeggen of zoiets. Ik geef de voorkeur aan de derde poot: de stilte. Het voordeel is dat die stilte de ‘ik-weet-het-niet-stilte’ is. Het gaat erom je aandacht steeds maar weer op die stilte te richten. Als hulpmiddel gebruik ik het zogenaamde geluid van de stilte, een geruis, een soort suizen. Je verplaatst je aandacht naar die suis, net zo lang tot het helemaal vanzelf gaat. Zoals jij jezelf er ook niet aan hoeft te herinneren dat je een man bent, is die aandacht tenslotte automatisch vanuit het water en niet meer vanuit de golven.

Dus ben je voortdurend bezig je aandacht van je verlangens, je gevoelens, je emoties en de hele rataplan naar die stilte te verleggen.

Dus met realisatie ben je er nog niet. Hoe was dat voor jou? In het begin van de jaren tachtig heb jij ‘het gezien’. Daarna verkeerde je een maand of wat in ‘de natuurlijk staat’. Als dat geen verlichting is, wat is het dan wel?
Alles wat over kan gaan is geen verlichting. De natuurlijke staat was het gevolg van het inzicht ‘ik ben de oceaan, niet de golf.’ Dat inzicht is meer dan een intellectueel begrijpen, het is zíen. Maar het blijft technisch: de som is opgelost, nu moet je hem gaan toepassen. In de natuurlijke staat was ik een maand of wat ongedefinieerd bewustzijn, net zoals toen ik heel klein was: een staat van perfectie waarin alles in en om je heen volmaakt is. Zie het maar als een voorproefje van de staat van volledige verlichting. In dit geval heeft het leren toepassen van de som een jaar of tien geduurd. Die tijd kun je in het algemeen wel aanhouden. Ik heb nog nooit iemand meegemaakt die het pakte en direct een lege stoel was.

Volledig gerealiseerd ben je pas als het honderd procent tot je is doorgedrongen dat er geen doener bestaat. Als je in alles kunt zien wat psalm 127 zegt: Als God het huis niet bouwt, vergeefs zwoegen de arbeiders.

Een jaar of tien, zei je. Waarom duurt dat proces zo lang?
De golfwereld blijft bestaan, altijd. Je bent een leven lang niets anders gewend geweest dan je daardoor te laten regeren.

Wolters Keers zei: ‘Zien is voldoende, de rest volgt vanzelf.’ Jij zegt: ‘Zien is eenvoudig, maar dan begint het pas. Baas in eigen huis worden is het moeilijkste wat er is.’

Odysseus kwam als bedelaar thuis en moest toen nog de vrijers doden die het op Penelope hadden gemunt. Dat wil zeggen: als we inzien dat we dit bewustzijn zijn en niet het lichaam met zijn huurders – het denken en voelen – moeten nog de automatismen van de persoonlijkheid worden ontmanteld. Het overboord zetten van de oude wanen is in de praktijk het moeilijkste. Het is als een witte muur waarop een schilderij – de persoonlijkheid – heeft gehangen. Nu het schilderij weg is, blijft er een lichte plek achter. Die lichte plek op de muur heeft zijn natuurlijke tijd nodig om te verdwijnen. ‘Jij’ – als de muur – kunt en hoeft daar niets aan te doen. Dat groeiende weten laat gaandeweg meer zien dat jij die muur bent, was en zal zijn, omdat het gewoon je ‘Zelf’ is. Als dat zo is, blijkt er dus nooit een schilderij te zijn geweest, dus bestond er ook geen lichte plek.

Woordentolk

Jantje (of in dit verhaal ook Bobbie), hoofdrolspeler, de golf, schreeuwlelijkwaaktoestandwaakstoel: de persoonlijkheid of het ego.

De Kenner (of het Kennen), waarnemer (of het waarnemen), Eerste Oorzaak, oceaan , het waterZelf, Absolute, Bewustzijn, of God: datgene wat je zowel zoekt als bent.

Het Gekende: de objectieve wereld, alles wat je kunt waarnemen (maar niet bent), alles wat verschijnt en verdwijnt in datgene wat je wel bent.

Jnani: beoefenaar van de jnana-yoga die via onderzoek bevrijding zoekt of heeft gevonden, ofwel de weg van het hoofd.

Bhakta: beoefenaar van de bhakti-yoga, de weg van het hart.

Dus moet je nu iets doen of niet?
Het verplaatsen van de aandacht is een schijnbare activiteit. Maar je zult merken dat aandacht op zich iets is dat loskoppelt, dat de film van het doek scheidt. En dat aandacht geen functie van het ego is. Alles draait om die aandacht. Die is je hele leven gestolen door het ego, die vrijers, die andere kant: je behoeften, je verlangens, je gedachten, die hele bende herrieschoppers die altijd iets anders wil dan wat er is, die altijd juist de aandacht ópeisen.
Verstandelijk is aandacht een ding, een object, maar je zult zien dat aandacht de vierde poot van de Kennende kant is. Wat de meeste mensen onder aandacht verstaan is besmet met doenerschap omdat die hele schoolklas Bobbies – alle aspecten van je zogenaamde persoonlijkheid – de aandacht altijd heeft opgeëist. Uiteindelijk blijkt aandacht een unieke eigenschap van het Kennen te zijn: je kunt jezelf ermee aan je eigen haren uit het Gekende trekken. En dan blijken aandacht, Kennen, Bewustzijn en hier-en-nu-zijn allemaal hetzelfde. Aandacht is dus niet iets van de Gekende wereld, maar de blik van het Bewustzijn.

Er is niets anders dan die witte muur. Later kun je weer van alles aan die muur hangen, van alles ‘toestaan’ zonder het zicht op de muur te verliezen. Het zal de muur een zorg zijn. Het Zelf heeft niets nodig om te zijn; het heeft ook geen ik-gevoel nodig, of welke bevestiging dan ook.

Wordt er daarom gezegd dat een volledig gerealiseerd mens ophoudt behoeftig te zijn?
Juist. Want hij heeft de aandacht niet meer nodig. Dat niets-nodig-hebben is de zoete wind die we zoeken en waar we altijd hebben gewoond en zullen wonen. Daardoor is aandacht ook de oorzaak dat dit intimiteitsgevoel altijd bij je is. Eerst had je dat intimiteitsgevoel als je je meisje bij je had. Nu zie je dat het intimiteitsgevoel automatisch opkomt. Daarom verbaasde het me destijds dat ik het intimiteitsgevoel dat ik alleen van meisjes kende met Wolter altijd kreeg, terwijl ik niet met hem naar bed ging. Iedereen kent dat: je bent met je meisje naar bed geweest, alles verdwijnt, er is geen verlangen meer. Nu heb ik het altijd kosteloos bij me, dus heb ik nooit wat nodig.

Ik snap dat deze zak met bloed, vlees en botten iets is wat verschijnt en verdwijnt in wat ik ben, vormloos bewustzijn. Tegelijkertijd lijkt zich hier nog een centrum van waarneming te bevinden.
Dat is de moelijkste stap. Als je het centrum van waarneming in het lichaam plaatst, kun je het wel vergeten. Mijn truc is laten zien dat je het lichaam alleen in de waaktoestand waarneemt, maar niet in de droom en al helemaal niet in de droomloze slaap. Je gaat moeiteloos van de ene toestand naar de andere. Als je wakker wordt, is er eerst even niets – een pure staat van zijn – je gedachten komen op gang en hup, opeens wordt daar een Bobbie geboren die zegt gisteren was ik er ook, en hup daar wordt een lichaam geboren. In de droomloze slaap doet zich opeens een droom voor. Aan wie? Die hele droom is van jou, net zo goed als de hele droom van het waakgebeuren van jou is, inclusief dat lichaam. Maar je bént het niet.

Is de waarneming dus evenmin aan een plek gebonden als het hier-en-nu aan plaats en tijd?
Precies. Je praat niet vanuit een plek. We geloven onze gedachten direct. De persoonlijkheid zal de waarneming altijd aan het lichaam blijven koppelen. Dat gaat niet over, hoor. De vraag komt pas op als de ik-persoon optreedt, dus als je gaat denken. Die zogenaamde echtheid van Bobbie treedt pas op als de droom zich afspeelt, niet vlak daarvoor. En wanneer de waaktoestand zich afspeelt, niet vlak daarvoor. De stilte daarvóór onderzoeken is een truc om de echtheid van Bobbie te doorbreken.

Wat gebeurde er toen je na je inzicht uit de natuurlijke staat viel?
Op een gegeven moment dienden de Jantjes zich weer aan. Ik had dus heel lang gedacht dat de harmonie die ik voelde door Wolter kwam. Dat besefte ik pas toen hij doodging, dus toen die harmonie over leek te gaan en ik het inzicht allang had gehad. Het heeft lang geduurd voordat ik accepteerde dat het mijn eigen stilte en mijn eigen harmonie waren geweest. Het was een struikelblok van jewelste. Dus nu hamer ik daarop als mensen iets bij mij ervaren: dat is van jou, niet van mij.

Dus alle liefde die je in je leven voelt is altijd je eigen liefde en wordt niet door iemand of iets anders veroorzaakt.
Absoluut. Plus alle andere dingen die opkomen: alles is van jou. Er is nooit een Jantje geweest, er is nooit een Wolter geweest. Er is altijd alleen maar dat ene Zelf geweest dat met zichzelf heeft gespeeld.

De Jantjes dienden zich aan, zei je.
Ik was dus een geweldige twijfelaar, achtervolgd door onzekerheid. Ik was bij wijze van spreken in Den Haag maar rende steeds weer naar buiten om de bordjes met ‘Den Haag’ te lezen. Ik dacht: ik heb geen enkele ervaring, is dit het nou? Er was nog een Jantje die de een of andere geweldige ervaring had verwacht en het was niet tot me doorgedrongen dat verlichting geen ervaring ís. Dat is een van de hardnekkigste misverstanden.

Wat is het dan wel?
Verlichting wil zeggen dat er op je hele doen en laten licht valt. Zien dat alle splinters die je bij anderen hebt gezien balken in je eigen ogen zijn. Dat alles projectie is. Er valt licht op jeZelf. Als je Het hebt gezien – dus weet dat jij niet je lichaam, denken, gevoel en emoties bent, maar dat vormloze, eeuwige, ongedefinieerde element waarin dat alles voortdurend verschijnt en verdwijnt – heb je wat je noemt de Kleine Stilte bereikt.

Odysseus komt thuis – is dus verlicht – en wéét het niet eens: het moet hem verteld worden. En daarna moet hij nog de vrijers doden. En dan moet hij nog inzien dat er nooit een reis is gemaakt: als hij zijn roeispaan heeft begraven in een land waar de mensen niet weten wat dat is. Dus als de schaduw is begraven van het ego dat in de waan verkeert dat híj die hele reis heeft afgelegd, dus dat híj ervoor heeft gezorgd dat hij verlicht is geraakt. Je bent er pas als de doener ter aarde is besteld. Als je ziet dat alles genade is. Dat is de Grote Stilte.

Odysseus is wel verlicht, maar dan moet hij nog die honderdacht vrijers doden, hij moet sterk zijn om die boog te kunnen spannen, hij moet nog eens door die twaalf bijlogen schieten. Dat veronderstelt toch nog een hoop inspanning.
Odysseus dacht eerst dat hij honderdacht vrijers was: al die Jantjes die constant moesten vechten om aandacht. Hij ontdekt dat hij in wezen iets is wat daarbuiten ligt, en dat dit het enige is dat de aandacht kan richten: van de vrijers áf, op het Absolute, op zichZelf. Dat is zijn kracht: hij was de enige die de boog kon spannen, dus die de aandacht kon schenken. Daardoor was hij eruit, dáárdoor doodde hij de vrijers, doordat hij zijn aandacht weg kon richten.

Bij de tempel van Delfi staat bij de ingang: Ken Uzelf, en bij de uitgang: Maar niets teveel. Die tempel is leeg. Bij de uitgang word je dus gewaarschuwd om niet geobsedeerd te raken door die ontelbare aspecten van je persoonlijkheid, van die fata morgana, wat het ware Zelf is leeg.

Die vrijers zijn dus aspecten van het ego. Ik zie een wraakzuchtige, ik zie een hebzuchtige, ik zie dit, ik zie dat. Dat is toch het vrijers doden: je ervan bewust worden? Juist je aandacht eróp richten?
Je ziet die vrijers wel, maar ze worden wazig, want je richt je aandacht op het Kennen zelf. Je weet wel dat ze er zijn, maar je kijkt de andere kant op. Je hebt meer met de aandacht dan met het object van je aandacht. Je moet eerst de smaak van ‘die andere kant’ te pakken krijgen en leren vasthouden. Langzamerhand ga je leren dat die aandacht daar thuishoort. Dan dood je de vrijers, want het Gekende blijkt niet van Jou. Dat staat er ook: Odysseus moet de wapens verstoppen. Nou, wat zijn de wapens van de vrijers? Aandacht opeisen. Dus moet je er niet meer op ingaan.

Waarin verschilt ‘het doden van de vrijers’ van psychotherapie?
Psychotherapie is proberen met een als politie-agent verklede dief een andere dief te pakken. Het is proberen de Jantjes onderling vrede te laten sluiten. Het is proberen om Jantje-zuinig te verenigen met Jantje-filantroop. Het is een eindeloze weg. Zoiets als zwart met wit proberen te verenigen.

Psychotherapie heeft toch haar plek?
Jawel, maar niet voor mijn verhaal. Een gefrustreerd ikje kan nooit de waarheid vinden, dus nooit vrij worden. Als Jantje uit evenwicht is en een gefrustreerd ikje heeft voordat hij gaat zoeken, moet hij in therapie. Een gefrustreerd ikje moet eerst in zekere mate gezond worden. Ik moest eerst mijn HBO-diploma halen alvorens ik Jantje kon loslaten. Toen was hij iets. Pas toen ik zag dat Jantje iets was geworden kon ik hem loslaten.

Je hebt ook een keer gezegd: verlichting is zien dat er niets anders bestaat dan jij. Kun je dat uitleggen?
Ik bedoel het besef dat er nooit iets anders is geweest dan de Eerste Oorzaak, de essentie van letterlijk alles. Als je ziet dat jij de Eerste Oorzaak bent, is alles van jou, ben jij alles en zijn er geen anderen meer. Vanuit de persoonlijkheid lijkt het alsof er anderen zijn zoals het vanuit de golf lijkt alsof er een heleboel golven zijn. Maar op een dieper niveau is er alleen maar water.

Dualiteit is denken dat je gescheiden bent, verlichting is zien dat alles uit honderd procent water, honderd procent Bewustzijn bestaat. Dat heeft tot gevolg dat je je niet meer uit het lood laat slaan door die schijnbare tweede kant. Die blijft wel bestaan: de golfwereld gaat gewoon door. De haai is er. De loodsmannetjes zwemmen mee. Die maken ruzie: ‘Hij gaat naar links. Nee hij gaat naar rechts.’ Maar de haai trekt zich er niets van aan.

Ik zie geen anderen. Ik zie eerst het water, dan pas de golf. Eerst de steen, dan pas het beeldhouwwerk. Als er ergens ruzie is, hoor ik alleen woorden heen en weer vliegen. Als iemand ‘Klootzak’ tegen me roept, zeg ik: je hebt helemaal gelijk. Ik trap er niet meer in. Ik zie direct dat het Bewustzijn me probeert op te naaien. In het dagelijkse leven is elke oorlog afgelopen. Ik word nog weleens kwaad, maar dat is om die andere golf te helpen. Hij heeft even een schop nodig om weer door te kunnen. Maar dat bedénk ik niet. Het gebeurt.

Lang getwijfeld?
Mijn twijfels gingen nog een hele poos door. Er begon iets te veranderen toen ik met Wolter op bezoek ging bij iemand die Het ook had gezien. Wolter en die vent ouwehoeren. Wat een slap gelul, dacht ik. Is dat nou waar twee verlichten het over hebben? Ik ergerde me groen en geel totdat die vent opeens tegen me zei: ‘Als jij hebt gezien dat je Jan niet bent, waarom laat je je dan nog door hem in de luren leggen?’ Dat was voor het eerst dat ik zag dat ik die Jantje die zich zo ergerde kon passeren. Hier heb je een vergissing van de meeste zoekers: de waan dat die Jantjes, Pietjes en Klaasjes opdonderen. Ze blijven, alleen trek je je er steeds minder van aan. De e-mails komen nog steeds binnen, je maakt ze alleen niet meer open. Dus langzaam maar zeker dringt het tot je door dat je de persoonlijkheid de persoonlijkheid kunt laten. Al die schreeuwlelijken hebben jou nodig, jij hen niet.

Noem nog eens zo’n schreeuwlelijk.
Er was een heilige Jan. De superpapa noem ik hem. Die wilde het leed van de hele wereld op zich nemen. Daarom ben ik zo lang in het maatschappelijk werk blijven hangen. Het heeft lang geduurd voordat die zijn greep kwijt was. Nog jaren heb ik zielepoten gehuisvest, verzorgd, er alles voor gedaan, aardig geweest, geholpen… en gezien dat het allemaal geen pest hielp. Dat moet je niet doen, je moet geen papa en mama spelen, het Bewustzijn regelt alles.

Op een dag reed ik naar het dorp en zag ik een zielige hond met zijn tong uit zijn bek heen en weer lopen. Zoals later bleek omdat er ergens een loopse teef was, maar dat had ik niet in de gaten. Ik wilde al uitstappen om iets voor hem te doen en opeens dringt het tot me door: waarom moet ik iets doen? Ik ben toch niet verantwoordelijk? Als het Bewustzijn wil dat die hond geholpen wordt, wordt hij heus wel geholpen.

Ik heb eens een Theravada-boeddhiste horen zeggen: ‘Als ik een kind zie verdrinken, spring ik niet in het water want dan zou ik ingrijpen in het karma van dat kind.’ Wat is nou het verschil met die zielige hond?
Ik spring zonder na te denken in het water. Als ik het kind niet kan redden, zal ik dat onmiddellijk accepteren. Dat is buiten mijn macht. Dan heb ik gedaan wat ik kon. Ik doe het niet prestatiegericht. Wat er bij die hond gebeurde was iets anders: het faillissement van het specifieke ego van Jan van Delden. Het einde van de superpapa. Hij ontdekte een patroon dat zijn hele leven had beheerst, door karma, opvoeding, maakt niet uit. Dat patroon was: Zielig? Helpen. Had hij zijn hele leven gedaan. Hij voelde zich verantwoordelijk, dacht dat hij een taak had, verplichtingen, dat hij de wereld moest veranderen, anders stortte die in. Het was het begin van het besef: als God het huis niet bouwt, vergeefs zwoegen de Jantjes. Denken dat ik iets moet doen is er van uitgaan dat God niet volmaakt is en ik dat recht moet zetten. Toen ben ik begonnen al die zieke vogeltjes eruit te gooien en gaan kijken wat Jantje nu eigenlijk wilde. Had ik nog nooit gedaan. Dat was het begin van wat je een kluizenaarstijd kunt noemen. Niet dat ik het dééd, het gebeurde spontaan. Verukkelijk, in mijn eentje had ik al die sores niet. Ik bouwde een huis, kreeg een computer waarmee ik lekker pielde en was heerlijk in m’n eentje.

Je hebt eens gezegd: ‘Ik weet niks, maar dat weet ik wel verdomd zeker.’ Wat bedoel je daarmee?
Dat is ook het besef dat alles de genade van het Bewustzijn is. Ik kan niet iemand verlichten, zoals ik in het begin nog dacht: ik trek mijn vrienden wel even over de streep. Als het gebeurt, is het totaal aan de genade van het Bewustzijn te danken. Ik weet niks. Al mijn handelen, denken en praten staan op de automatische piloot, en in wezen zit Ik er achterovergeleund naar te kijken. Alles gebeurt spontaan. Er zit geen doener meer tussen.

Wat zijn de meest voorkomende hindernissen nadat je ‘het hebt gezien’?
Dat je toch nog wat op het niveau van Jantje wilt veranderen. Er blijft na het inzicht nog een hoop over waarvan je denkt dat er je er iets aan moet dóen. ‘Hoe kom ik toch van mijn trots af?’ vroeg ik aan Wolter. Hij zei: ‘Wie klopt zich nou op de borst voor het overwinnen van zijn ijdelheid?’ Het denken beweert dat er nog iets moet veranderen. Het denken zegt: ik had niet aan mijn pik moeten zitten, of gestresst moeten worden in de supermarkt, ik had niet kwaad moeten worden toen die persoon dat zei. Zo lang je nog één gedachte, één gevoel of één emotie gelooft, ben je de lul. En dat kan heel hardnekkig zijn.

Je hebt eens gezegd: er is geen goed en kwaad en dat geldt tot en met de extremen van goed en kwaad, zeg maar de symbolen Moeder Theresa en Hitler. Is dat geen uitnodiging om er maar op los te leven?
Doe maar! Je zult zien dat je dat niet gaat doen als je dat hiervoor ook niet deed. En als je het wel gaat doen, lag dat toch in de lijn van je proces, van jouw unieke Odyssee. Odysseus heeft zich ook als een beest gedragen. Dus je slaat niet iemand dood bij wijze van experiment. Binnen de Gekende kant zijn voetbalregels en daar hou je je wel of niet aan.

Waarom bestaan goed en kwaad niet?
Het Ene kan zich niet opsplitsen in twee, anders zit je weer in de dualiteit, in de wereld van de tegenstellingen. Dus kun je het Ene ook niet in goed en kwaad opsplitsen. Het Absolute is goed noch kwaad. In het dagelijks leven zijn goed en kwaad er wel, als aangeleerde verschijnselen, zoals de hele dualiteit aangeleerd is. En niet absoluut, want ze zijn sociaal en cultureel bepaald, dus verschillen goed en kwaad van plek tot plek.

Dus waarom is Moeder Theresa niet goed en Hitler niet slecht?
De goedheid van een Moeder Theresa heeft zijn grenzen en die zijn sociaal, cultureel en religieus vastgelegd. Zij handelde volgens mij niet uit vrijheid, maar met een doel: om een zogenaamde objectieve God te behagen. Geen subjectieve God, anders zou ze dat misschien niet doen en thuisblijven.

En de mensen laten creperen?
Nee, alleen: als ze het Ene ziet, begrijpt ze dat liefde Alomvattend is en dat God haar niet nodig heeft om mensen te helpen. Dat is onwetendheid.

En waarom is een Hitler niet slecht?
In de wereldse betekenis is hij een monster en is er niets op tegen om hem zo snel mogelijk te lozen, zo lang je maar weet dat het goed nooit het kwaad zal overwinnen noch andersom. Al zou het alleen maar zijn omdat je wel een Hitler kunt doden, maar niet de krachten die ervoor verantwoordelijk zijn dat hij aan de macht kwam. Maar in uiteindelijke zin bestaat ook Hitler uit dat Ene alomvattende: goed noch slecht.

Hoe weet je of je thuis bent?
Je kunt gerealiseerd zijn – dus de Kleine Stilte hebben geproefd – en nog steeds onderhevig zijn aan opinies, reacties, gevoelens, emoties, die hele berg Jantjes. Volledig gerealiseerd is als er niets meer reageert van binnen en de opinies weg zijn. Dat is subtiel, want al die Jantjes blijven gewoon door zaniken. Ze hebben het alleen niet meer voor het zéggen en worden allemaal gé-zíen. Of het nu klote gaat of goed, er is geen gedachte, opinie of emotie die er met me vandoor kan gaan of er iets aan wil veranderen. Thuis-zijn is ook zeker weten dat je nooit weg bent geweest. Dat je altijd al aan de Kennende kant hebt geleefd. Dat je onmogelijk uit het hier-en-nu weg kunt. Je hoeft jezelf nooit meer iets af te vragen, zo min als je je hoeft af te vragen of je een man bent.

Voltrekt zich dat in stadia of ineens?
De bhakta ziet meteen, in één klap, dat alles bewustzijn is en daarna kan het nooit meer weg. Mensen zoals mijn vriend T. Bij mensen zoals ik, jnani’s, verloopt het allemaal in stadia van verdieping tot er alleen maar stilte is en zelfs het idee dat er ooit een Jantje is geweest weg is. Dat kan jaren duren. Mijn theorie is dat het iets te maken heeft met zekerheid en onzekerheid. Ik ben mijn hele leven vreselijk onzeker geweest, dus na mijn Inzicht was dat niet in een klap over. Iemand die van nature erg zeker van zichzelf is ziet het, en daarna twijfelt hij er verder niet aan.

Ik test mensen weleens, bijvoorbeeld door ze te plagen, om te kijken of ze nog happen. Wie niet meer uit dat ‘lekkere gevoel’ weg stapt, die nergens meer door wordt aangesproken, bij wie er van binnen niks meer aangebrand opspringt, die nergens meer in stinkt, is er.

Zijn er in zijn algemeenheid dingen te zeggen over een leven als die stoel echt leeg is?
Nou, niet meer in de zin van dat het ergens heen gaat. Het wordt vrijer, lichter. Hoe zwaar de stormen in Jans leven ook zijn, het wordt luchtiger beleefd dan ooit tevoren. Want het is niet meer MIJN verhaal. Er is geen verzet meer. Verzet is anders willen. Anders willen is zo’n onzin. Ja, ik wil anders zijn dan water, zegt de oceaan. Je laat je niet meer gek maken door je gedachten. Je trapt er niet meer in.

De schrijfster van het boek ‘Collision with the Infinite’ zou verlicht zijn geraakt toen ze op de bus stond te wachten. Tegen het eind van haar leven pleegde ze zelfmoord omdat ze een hersentumor had. Dat was voor veel mensen reden om te zeggen dat ze ‘dus’ niet verlicht kon zijn.
Dat zijn meningen van kikkervisjes over de wereld van de kikkers. Je kunt aan verlichting geen enkele eigenschap toekennen, dus waarom zou iemand geen zelfmoord mogen plegen? En wat vermoord je trouwens? Niet het Zelf. Ben ik het lichaam? Suïcide gebeurt. Als ik straks op mijn sterfbed lig en ondraaglijk moet lijden, zou het best kunnen dat ik de stekker eruit laat trekken. Als ik niet Jans ja of nee in de hand heb, heb ik dan Jans suïcide in de hand? Nee. Er is geen dader in je. Het gebeurt. Er is geen haar op je hoofd die zegt: en nou ga ik groeien, of ik stop met groeien.

Als er geen eigenschap aan verlichting toe te dichten is, kun je dus niet zeggen: die persoon zou gerealiseerd zijn, maar waarom laat hij zich dan belazeren, waarom is hij dan nog verslaafd aan drank, sigaretten of wat dan ook?
Nee. Je kunt geleidelijk aan wel zien dat het lekker vinden van roken of drank gewoon het Kennen is en dat het dus ook zonder die sigaretten of drank kan, maar het is geen voorwaarde. Het is gewoon de vraag of je in een comfortabele auto wilt rijden, of dat het je niet uitmaakt. Wolter is zijn hele leven blijven roken en drinken. Kon hem wat schelen. Ja, en toen was het ineens bam, dood. Het heeft niets met verlichting te maken. Ik ben liever wat voorzichtiger met mijn lichaam. Dat is de aard van het beestje. Het blijft een spel, want als het Bewustzijn wil dat ik morgen doodga, kan ik mijn leven geen vijf minuten verlengen.

En als er aan een verlichte geen eigenschap toe te kennen is kan een kikkervisje dus nooit een kikker herkennen, om jouw metafoor te gebruiken.
Nee. Dat is onmogelijk. Alleen als hij door de kikker meegenomen wordt boven water: dan herkent hij hem pas. Dan pas is er gelijkheid.

Vandaar dat er zoveel totaal verschillende verlichten zijn.
Tuurlijk. De ene kikker komt boven water, ziet een auto en die beschrijft hij. De andere ziet een boom en die beschrijft hij. Weer een ander ziet een mooie zonsondergang. Die begrippen kennen de kikkervisjes onder water niet, dus daar zeggen ze dat ze uit hun nek lullen omdat ze allemaal iets anders zeggen!

Er heersen nogal wat ideeén en verwachtingen over verlichting. Je hebt eens gezegd: ‘Het nu dat je verwacht is een verlicht ego, het nu dat is, is een verlicht zijn.’
Het nu is zoals het is. Niet zoals je het zou willen. Als Jan huilt, ben ik getuige van tranen. Als Jan kiespijn heeft, ben ik getuige van kiespijn, als hij geil is is hij geil.

Je wilt niets meer veranderen.
Je kúnt niets veranderen. Dat betekent niet dat ik geen aspirientje kan nemen of niet naar de dokter kan gaan. Dat heeft er niets mee te maken. Dat zijn functies aan de Gekende kant. Je wilt niets meer veranderen wat je niet kúnt veranderen. Nu weet ik dat ik het Kennen ben, en het Kennen heeft gezien dat er geen Gekende bestaat, dat zich alleen maar een fata morgana afspeelt. Er zit daar niemand in.

Kun je verlicht zijn zonder het zelf te weten?
Ja. Dat heb ik weleens gehoord. Het moest die persoon beschreven worden en hij zei toen: ‘Verrek, dat is waar.’ Dat vind ik fantastisch. Waar het om gaat, is dat elke weg de weg naar huis is. Dus alles is mogelijk. Zeus speelt met zichzelf.

Wat is je richtsnoer om te weten dat je verlicht bent?
Als je er schijt aan hebt of het zo is of niet. Het is zo lekker waar je zit dat het je worst zal wezen of het waar is of niet. Want je besteedt er geen enkele gedachte, gevoel, illusie of twijfel meer aan.

Hoe functioneert een lege stoel, een volledig gerealiseerd mens?
Als je kraan lekt, vervang je het leertje. Dat gaat automatisch. Maar er is geen drang meer om iets te veranderen aan wat is. Voor hem is alles objectloos Bewustzijn. Volledig verlicht is geen enkele behoefte of oordeel meer hebben, en dat is een constante staat van liefde. Niet dat je iedereen loopt te zoenen, maar je hebt geen oorlog meer met jezelf, noch met de buitenwereld. Je ziet dat alles Bewustzijn is, ook als er twee mensen lopen te bakkeleien. Het is Bewustzijn dat met zichzelf speelt.

Je hebt eens gezegd vrije wil bestaat niet, je bent alleen maar vrij in waar je je aandacht plaatst. Maar is dat wel zo? Geen vrije wil is geen vrije wil, dus ben je ook niet vrij in waar je je aandacht plaatst.
Uiteindelijk niet, nee.

Dus al die goeroes, meesters, satsangs…
Slaan helemaal nergens op. Het is allemaal illusie.

Spelen we allemaal gewoon ons spel?
God speelt met zichzelf.

Toch kun je niet zeggen dat Jan van Delden nutteloos is.
Nee, maar er zit niemand in Jan. Dat er iemand schreeuwt: Maar dat is niet waar want ik heb zó’n lul, of honger, of wat dan ook, zegt niks. Die haai trekt zich niets aan van wat de loodsmannetjes zeggen. De loodsmannetjes zijn gewoon iets wat door ‘het nu’ heen trekt. Ze beschrijven ‘het nu’ niet. Hooguit een soort fata-morgana.

Er valt dus niets te doen, zelfs niet je aandacht plaatsen.
Vanuit Jantje lijkt het zo, vanuit het oefenen lijkt het zo, maar uiteindelijk niet. Natuurlijk moet ik mijn aandacht vanuit de golf naar het water richten zo lang ik nog denk Jantje te zijn. En duurt het een tijdje voordat ik zie dat aandacht bij het water hoort en niet bij de golf. Maar dan zie ik tegelijkertijd dat die golf niets is. Wat is nou die golf?

Dus kun je dus pas zeggen dat er niets te doen valt als je er bent en terugkijkt?
Precies. Je kunt het nooit zeggen als je nog onderweg bent. Iedereen die beweert dat hij helemaal ziet dat alles illusie is, is bezig de boel in de maling te nemen. Die praat anderen na. Zo lang je nog Jan bent, zo lang je je aandacht nog moet verleggen, hou dan op te zeggen dat je het hebt gezien. Dan ben je Odysseus die bij de Cycloop komt en nog een pak slaag krijgt omdat hij zegt dat hij Niemand is. Dan pakt het Bewustzijn je alles af wat nog niet doorzien is en dat kan verdomd zeer doen. Veel mensen haken hier afomdat ze de ideeën over hoe dingen zouden moeten zijn niet kunnen loslaten.

‘De realisatie van de eenvoud van je ware natuur’ zoals jij dat noemt, heeft zich in het begin van de jaren tachtig voltrokken. Je zegt dat bij jou het idee dat er nog iets mee ‘te doen’ viel het hardnekkigst was.
Het idee dat je verlichting nog ergens voor kunt gebruiken moet je loslaten. Bij mij was dat de hardnekkigste waan omdat ik zo lang als een heilige had geprobeerd de mensheid te helpen. Dat is een illusie. Nou, daarvoor heb ik op mijn bek moeten gaan. Dus je moet de belachelijkheid inzien van de waan dat jij hier nog iets moet doen. Het Bewustzijn doet alles, het kan je alles afnemen en weer geven.

Het is nog niet eens zo lang geleden, begin jaren negentig, dat ik dacht hier een kleine commune te kunnen beginnen. Klein groepje, vijf vrienden. Ik had die heksenketel bij Wolter gezien met al dat gezeik van al die mensen, ik dacht: ik kan toch niet goed praten, ik ben maar een woordblinde idioot, laat mij maar hier lekker zitten met vijf mensen. Wolter had het weleens over verschillende goeroe’s, weet ik hoe ze heten: die grote en die kleine. Ik dacht, laat mij maar zo’n kleintje zijn, heb ik dat gezeik aan m’n kop niet. Maar daarin was het idee dat IK dat met mijn vrienden wilde doen. IK wilde het doen, IK wilde toch nog iets hébben, IK had toch nog voorwaarden. Zo werkt het dus niet. Alles wat een IK wilde, moest afgepakt worden.

Dus die vrienden gingen hun eigen weg.
De een na de ander ging weg, met vrouwen, alle kanten op behalve de kant die ik wilde. Nou, wat jij wilt moet tot de bodem afgebroken worden. Niets van wat jij wilt is nog van jou. Dan ben je vrij.

Dit is het belachelijke, want als ik het zo zeg komt daar natuurlijk niemand op af. ‘Ja, ben je besodemieterd, dan heb ik niks meer te vertellen.’ Daarom wordt dat bijna nooit gezegd, omdat het voor het denken onverteerbaar is. Haha, dan begin ik er toch niet aan? Ik ben toch niet gek? Ik ben toch Jan van Delden en ik hou toch van wijn en van vrouwen en dit en dat, en moet ik dat allemaal opgeven?

Nou?
Nee, niet zoals het IS, dát hoef je niet op te geven, dat is precies zoals het is. Je moet opgeven zoals je het zou willen, of zoals het zou moeten.

Dat is dus uiteindelijk helemaal verdwenen?
Ja, het is de totale nederlaag van die persoonlijke wil geworden. Maar dat komt ook vooral omdat die andere kant steeds lekkerder wordt.

Die andere kant?
Het gewone er-zijn. Die vormloze, vanzelf brandende stilte, daar raak je zo aan verslaafd dat de vraag of Jantje al dan niet gelukkig is je niet zoveel meer uitmaakt, want je hebt dat lekkere gevoel, die intimiteit bij je. Dat is niet object-gebonden. Het komt gratis en voor niks en het is er altijd. Dat gevoel is sterker dan de vraag of Jantje nu wel of niet iets krijgt. Uiteindelijk zie je dat wat Jantje wil volstrekt niets met jou te maken heeft, want het is gewoon lekkerder aan Jouw kant. Het Kennen is gewoon lekkerder dan het Gekende, nog los van het feit dat het Gekende uiteindelijk niet eens bestaat. Dus uiteindelijk is volledig gerealiseerd zijn gewoon kiezen voor dat lekkere.

Maar je hebt wel op een gegeven moment gedacht: ik wil dit hele verhaal gaan doorgeven.
Nee, dat is me ook weer door het Bewustzijn in mijn maag gedouwd. Opeens gingen er allerlei mensen die van Wolter kwamen dood waarvan ik dacht die hebben Het gezien. En vlak voordat een vriendin van me doodging, zei ze dat ze Het nog niet helemáál had gezien. Ik begreep er niets van. Als ik met ze praatte, hoorde ik geen verschil. Ik kon alles wat ik ervoer met ze bespreken en technisch gezien was er een enkel verschil.

Wat was het verschil dan?
Toen ben ik naar iemand gegaan die nog leefde en heb gevraagd: jij bent toch verlicht? Zij zegt: ‘Nee.’ Ik zeg: ‘Maar verdomme, waarom zeg je dat dan niet?’ Zegt ze: ‘Heb ik altijd geprobeerd, maar jij wilde niet luisteren, jij was altijd maar bezig met jouw… eh… met jouw ik-heb-Het-ook-gezien.

Wat is nou het verschil? Nou, het verschil is die stilte. Die altijd aanwezige ingrond, waar Wolter me in heeft bevestigd. Die hadden zij nooit echt gehad. Ik dacht eerst dat ik geen functie had, want dat er wel meer waren die het konden vertellen. Maar toen zag ik pas dat ik blijkbaar een van de weinigen was die wel die stilte altijd bij zich droeg.

En het talént om het door te geven.
Ja, maar dat gaat dus ook buiten mij om. Dat kun je wel weghouden, maar er komt een moment dat het naar voren komt.

Zijn een gerealiseerde en een gerealiseerde meester twee verschillende dingen?
Iemand die Het heeft gezien hoeft geen leermeester te worden. Er zijn mensen die het geluk hebben – althans dat zeggen ze – om niet die heisa aan hun hoofd te hebben. Die dus ook lekker op Jantjes niveau van de rust en de vrede mogen genieten. Nou, dat kun je bij Jan van Delden niet zeggen als hij de hele dag hordes mensen om zich heen heeft. Daarmee kun je dus ook zien dat het geluk dat ik ervaar er voor iedereen is, en dat het niet uitmaakt of Jantje dat wel of niet heeft. Iedereen heeft het, maar is het uit het oog verloren omdat men helemaal door de schijnbare Gekende kant geobsedeerd is.

Je bedoelt dat men denkt dat de persoonlijkheid ook tevreden gesteld wordt.
Ja, dat is de grote waan: dat ze denken dat Jantje een tevreden mens moet worden. Dat is helemaal niet het geval. Indiréct, buiten alle oorzaak en gevolg om, kán dat uiteindelijk wel gebeuren. Maar niet direct. Op het niveau van Jantje kun je niets doen. Heb je goed geluisterd? Niks doen. Dát kun je doen.

Dus nu is er een constante stroom mensen om je heen, Jantje wordt moe, Jantje krijgt de pest in…
Ja, dat kan, maar ik ben die Jantjes niet en die gaan gewoon weer weg als ze hun verhaaltje hebben verteld. Je kijkt naar de haai en niet meer naar de loodsmannetjes, dus niet naar wat je zou willen. Als je de haai volgt – dus de vrede – zul je zien dat Jan daarin gewoon moet werken. En dan gewoon acht tot tien maanden per jaar de ene groep na de andere draait en dat is prima. Want niet-prima zou zijn: denken dat het anders zou moeten. Daar trap ik niet meer in, dus volg ik de stroom, de haai. Het maakt niet meer uit wat je dan doet. Wat je ontdekt is dat afwassen voor het stille Kennen net zo fijn is als seks. Want dat Kennen is het enige onveranderlijke.

Dus uiteindelijk kun je zeggen dat een Lege Stoel, een volledig gerealiseerd iemand, zo functioneert.
Ja. Hij eet als hij honger heeft en hij poept als hij poept. Hij maakt zich nergens illusies over, maakt nooit een plan, en áls hij een plan maakt, weet hij dat het uit hem opkomt en dat hij de uitvoering niet in de hand heeft. Maar zo geeft hij er nog uitdrukking aan in woorden, en die heeft hij eigenlijk ook niet meer. Hij accepteert de situatie zoals hij is volledig. Van seconde tot seconde.

Dus is er ook geen oordeel meer?
Absoluut niet, niks.

En zijn er ook geen slechte en goede goeroes.
Hoegenaamd niet. Nepgoeroes bestaan niet. Dat is belangrijk. De kleuterklas is de kleuterklas, de lagere school is de lagere school en zo voort. Alles heeft zijn plek. Iedereen heeft zijn plek. Er is namelijk niet íemand ín. Er is geen goede maag, geen goede lever, geen slechte maag, geen slechte lever. In discussies over andere leermeesters ga ik nooit mee. Dat is het niveau van ‘Hup Ajax – klote Feijenoord’.

Dus kan er ook geen goeroe zijn die nog gevangen zit in sex en geld?
Nee, absoluut niet. Dat bestaat niet, want niemand is gebonden. De vrijheid is altijd al jouw deel. Alleen: je ziet de Kennende kant niet, je denkt alleen maar aan de Gekende kant te leven. Nou, dat is alles. Die Gekende kant is een luchtspiegeling. Als er een goeroe is die met alle vrouwen vrijt en scheppen geld verdient, kan hij blijkbaar niet anders. Dat is ook Bewustzijn. Er bestaan geen hoger en lager meer, geen verder en minder ver, geen meer of minder.

Dus alleen kikkervisjes vinden de ene goeroe beter dan de andere, alleen.voor kikkervisjes deugt een kikker die nog seks bedrijft en geld verdient niet.
Juist. Die zouden ze het liefst doodmaken en te kijk zetten en vervolgens duizenden jaren zeggen: ‘Hij deed het goed.’ Maar eerst doodmaken.

Wat verandert er eigenlijk door Verlichting?
Alles en niets. Het leven vanuit oorzaakloos er-zijn, vanuit Kennendheid, geeft in principe geen verschil in het gebeuren van het Gekende, maar in het beléven van het Gekende. Wat daar gebeurt heeft er niets mee te maken. Van lieverlee kunnen er onevenwichtigheden in de persoonlijkheid verdwijnen, omdat alles wordt gezien, je hele doen en laten, tot in de kleinste details. Een heleboel onzin kan vanzelf wegvallen, maar het is geen voorwaarde. Ik ken een onmogelijk mens die dat na zijn verlichting gewoon is gebleven. Kon hem wat schelen, hij was toch zijn persoonlijkheid niet?

Wanneer was jouw stoel leeg?
De waan dat er met verlichting nog iets te ritselen viel is pas een jaar of acht geleden verdwenen, na mijn laatste teleurstelling. Door een meningsverschil met mijn bloedgabber T.was er nog een spoortje van een waan dat er een IK was die iets verkeerd gedaan kon hebben. Hij besloot bij zijn vrouw te gaan wonen. Hij was de enige met wie ik graag had willen wonen. Het is zo iemand die zijn eigen gang gaat en gewoon de dingen doet die gedaan moeten worden. Die je niet hoeft te bedanken als hij de keuken heeft schoongemaakt. Dat was voor het laatst dat ik het knap moeilijk had. Ik graaf op mijn terrein een gat voor een boom en stuit op een grote steen in de vorm van een perfect hart, waar in de oudheid pijlpunten uit waren gehakt die het hart niet gebroken hadden. Die steen heb ik nog steeds.

Het was het moment dat ik voor het laatst in de valkuil van het doenerschap was getrapt, het moment dat ik helemaal begreep dat verlichting geen objecten heeft die iets kunnen doen of laten. Verlichting is er niet om het Jantje makkelijker te maken. Het Bewustzijn gaat zijn gang en Jantje heeft er niets over te zeggen. De hardnekkigste vrijer was gedood: de idee dat er met verlichting nog iets te doen viel zoals kleinschalig goeroetje spelen. Verlichting is écht zien dat Jantje niet bestaat, je stoel leeg is, alles bewustzijn is, er niets anders is. En je kunt het nergens voor gebruiken.

Waar is het dan goed voor?
….. (Van Delden trekt een gezicht alsof hij wil zeggen: al sla je me dood.)