17 – Terug op Ithaka – de thuiskomst
Als Odysseus uit zijn diepe slaap ontwaakt, herkent hij zijn vaderland niet. Pallas Athene heeft de omgeving in nevelen gehuld. Jammerend loopt hij rond. Hebben de Phaeaken hem dan toch bedrogen en op een vreemd eiland achtergelaten? Wat heeft hij nu aan zijn rijkdommen of hebben zij een deel daarvan misschien weer meegenomen?
Nauwkeurig telt Odysseus de schatten, maar er ontbreekt niets. Wenend dwaalt hij langs het strand. Pallas Athene nadert hem in de vermomming van een jonge schaapherder met een edel voorkomen. Op zijn vraag waar hij is, antwoordt Athene dat hij zich op het vermaarde Ithaka bevindt. Grote vreugde maakt zich van hem meester, maar hij durft het niet te laten blijken. Hij durft zich niet voor zichzelf uit te geven en verzint een listig verhaal over wie hij is en hoe hij daar is beland. Athene neemt haar eigen schone gedaante aan en verzekert Odysseus dat zij hem nog steeds bij zal staan, al heeft zij hem niet voor de woede van Poseidon kunnen vrijwaren. Om hem te overtuigen jaagt Athene de nevel uiteen en herkent hij zijn land. Vol vreugde kust hij zijn geboortegrond. Odysseus herkent nu ook de baai waarin de Phaeaken hem aan land hebben gebracht. Zijn schatten liggen vlak bij de olijfboom die voor de grot der Naiaden staat. De grot heeft twee ingangen, één voor de mensen en één voor de onsterfelijken. Daarin verbergt Pallas Athene de schatten die Odysseus haar aanreikt, waarna zij de grot met een steen afsluit.
Aan de voet van de heilige olijfboom gezeten, vertelt Athene dat zijn huis wordt bevolkt door onbeschaamde vrijers, die naar de hand van zijn vrouw Penelope dingen en de baas in zijn paleis spelen. Odysseus beseft dat het maar goed is, dat hij niet meteen naar zijn vrouw is gesneld. Dan zou hem zeker een zelfde lot hebben getroffen als Agamemnon, die bij thuiskomst vermoord werd door de vrijer van zijn vrouw. Athene vermomt Odysseus als een oude bedelaar en stuurt hem naar Eumaios, de trouwe zwijnenhoeder.
Zelf reist zij af naar Sparta om zijn zoon Telemachos terug te roepen, die daar koning Menelaos bezoekt om hem te vragen naar het lot van zijn vader.
Verbaasd vraagt Odysseus Athene waarom ze Telemachos op reis heeft gestuurd, terwijl ze de waarheid over hem wist. Zij antwoordt dat Telemachos met deze reis eer en roem verwerft en dat hij veilig is, ondanks de boten van de vrijers die in een hinderlaag liggen om hem op zijn terugreis te vermoorden.
18 – Bij Eumaios – de mantel van de macht
Odysseus komt als bedelaar met wandelstok en haveloze rugzak bij Eumaios, de zwijnenhoeder. Waakse honden stormen luid grommend op hem af. Odysseus laat zijn stok vallen en gaat snel op de grond zitten. De zwijnenhoeder komt net op tijd om hem te redden en verjaagt de honden. Eumaios onthaalt de bedelaar gastvrij en vertelt hem over het leed in het huis van zijn meester, die sinds de strijd om Troje wordt vermist. Hij klaagt dat hij steeds het beste zwijn naar het paleis moet brengen, dat bezet wordt door jonge vrijers die zijn meester dood wanen. De vrijers spelen de baas in diens huis en eten en drinken alles op. Het is dat zijn meester zo rijk is, zodat ondanks hun vraatzucht er toch nog driehonderdzestig zwijnen over zijn. ’s Nachts worden ze bewaakt door woeste maar trouwe honden.
Odysseus vraagt Eumaios wie zijn meester is. Odysseus, antwoordt Eumaios. Odysseus zegt deze man te kennen en te weten dat hij terugkomt en niet dood is, maar Eumaios wil er niets van horen. Odysseus vertelt hem een verzonnen verhaal over zijn reizen na zijn aandeel in de Trojaanse oorlog als een van de krijgsheren van Kreta. Zo hoorde hij van de Thesproten dat Odysseus naar de hoge Eik bij Dodona was vertrokken. Hij wilde daar aan het suizen van de boom de wil van Zeus beluisteren, om te weten of zijn thuiskomst openlijk of heimelijk moest plaatsvinden. Eumaios kan dat niet geloven en is ervan overtuigd dat zwervers dergelijke verhalen over Odysseus verzinnen om eten en onderdak te krijgen.
Eumaios maakt zich zorgen over Telemachos, Odysseus’ zoon die Ithaka heeft verlaten op zoek naar zijn vader, omdat de vrijers met een schip op zee in een hinderlaag liggen om Telemachos voor zijn thuiskomst te doden.
De andere knechten komen terug met hun kudden en zij scharen zich om de maaltijd. Als de nacht valt, stelt Odysseus Eumaios met een verhaal op de proef om te zien of zijn gastheer hem uit bezorgdheid een mantel voor de nacht zal geven. Eumaios stelt Odysseus niet teleur, maakt een bed bij het vuur en werpt hem een grote dikke mantel over de schouders. Allen gaan rond het vuur slapen, behalve de trouwe Eumaios die ’s nachts bij de varkens waakt. Nooit heeft de zwijnenhoeder de dieren van zijn meester één nacht onbewaakt gelaten.
19 – De reis van Telemachos – de ontwaakte onschuld
Nadat Athene met Zeus is overeengekomen dat Odysseus bij Calypso weg mag, is zij direct naar Ithaka gegaan om Telemachos te bewegen zijn vader te gaan zoeken. Athene, vermomd als de koopman Mentes, komt bij het paleis om Telemachos op te roepen op reis te gaan om informatie over het lot van z’n vader in te winnen en ook om bekendheid te verwerven. Ze raadt hem aan Nestor en Menelaos te bezoeken, die samen met Odysseus in Troje hebben gevochten en al zijn thuisgekomen. Als Telemachos van hen hoort dat Odysseus nog leeft en op weg naar huis is, zal hij volgens haar nog een jaar de kwellingen van de vrijers in zijn huis moeten verdragen. Als hij daarentegen hoort dat z’n vader dood is, moet hij naar huis terugkeren, z’n moeder uithuwelijken en bij zichzelf te rade gaan hoe hij die vrijers met geweld of list moet verslaan om baas in eigen huis te worden; net zoals Orestes, de zoon van Agamemnon, die zijn vader wreekte door de vrijer Aigisthos te doden.
Mentes verdwijnt daarna in de gedaante van een vogel en Telemachos weet dat hij door een godheid is bezocht. Weer terug bij de vrijers stuurt hij zijn moeder naar haar kamer en geeft de vrijers te kennen dat hij de baas in huis is en dat ze moeten vertrekken. Dat leidt tot heftige discussies, totdat vrijer Eurymachos de oplossing brengt door te zeggen dat de goden maar uit moeten maken wie koning van Ithaka wordt, ondanks het geboorterecht van Telemachos. Wel komt hem het paleis toe.
Daarop belegt Telemachos een raadsvergadering van de mannen van Ithaka om medewerking te krijgen voor zijn reis. De vrijers stribbelen tegen, maar uiteindelijk weet Telemachos met de hulp van Mentor, een jeugdvriend van zijn vader, het voor elkaar te krijgen dat er toch een schip wordt uitgerust.
Zonder iets tegen zijn moeder te zeggen gaat Telemachos op weg, begeleid door Athene in de gedaante van Mentor. Als ze in Pylos bij Nestor aankomen, durft Telemachos niet naar hem toe. Hij voelt zich nog te jong en onervaren. Mentor zegt dat hij het op de man af moet vragen en komt hij er niet uit, dan zal een godheid hem de juiste woorden influisteren. Mentor verzekert Telemachos dat Nestor hem zeker geen leugens zal vertellen, daarvoor is hij veel te verstandig.
Nestor vertelt hoe Zeus na de overwinning op Troje onheil en tweedracht op de terugreis zaaide. Agamemnon en Menelaos, de twee zonen van Atreus, zijn verdeeld over de thuisreis door een twist die Athene tussen hen veroorzaakt. Menelaos wil dat de manschappen hun aandacht helemaal op het naar huis gaan richten, terwijl zijn broer zijn manschappen wil terughouden om offers aan Athene te brengen in de hoop haar gunstig te stemmen.
Zo gaan de broers uiteen met in hun kielzog de wapenbroeders die partij voor hen kiezen.
Nestor vertelt Telemachos dat Odysseus en hij Menelaos volgden. De reis verliep voor de wind en spoedig kwamen ze bij Tenedos aan waar zij offers voor de thuisreis brachten. De hardvochtige Zeus zaaide nog meer tweedracht door een deel van hen onder aanvoering van Odysseus alsnog de route van Agamemnon te laten kiezen. Nestor zag dat de boze goden weer eens bezig waren en vluchtte met Menelaos in zijn kielzog naar Lesbos, waar zij de goden vroegen welke van de twee wegen ze het beste konden nemen. De god gaf hun een teken en een suizende wind bracht hen vervolgens naar Geraistos, waar ze aan Poseidon offerden. Daarna bereikte Nestor met de wind vol in de zeilen binnen de kortste keren Pylos, zijn thuis.
Menelaos echter werd opgehouden omdat bij Sunion zijn stuurman een dodelijke pijl van Apollo door zijn hart kreeg en met de verplichte offerande begraven moest worden. Toen Menelaos zijn reis vervolgde ondervond hij veel tegenslag.
Pas later verneemt Nestor van de thuiskomst van de anderen. Hij raadt Telemachos aan niet lang weg te blijven omdat zijn huis onbeschermd is tegen de hebzucht van de vrijers die het op zijn bezit en zijn moeder gemunt hebben. Wel geeft Nestor hem het advies eerst naar Menelaos te gaan, die de laatste was die thuiskwam uit een land dat zo ver weg is, dat zelfs de vogels die er jaarlijks heen trekken verdwalen.
Mentor bedankt Nestor voor zijn raad en vervolgens neemt de als Mentor vermomde Athene de gedaante aan van een zeearend en vliegt weg. Het gezelschap beseft door Athene bezocht te zijn en direct geeft Nestor opdracht om aan haar te offeren.
Nestor geeft zijn zoon de opdracht Telemachos met paard en wagen naar Menelaos te brengen. In het paleis van Menelaos en zijn vrouw Helena worden zij vorstelijk ontvangen. Helena ziet meteen dat Telemachos sprekend op Odysseus lijkt. Op Telemachos’ vraag naar het lot van zijn vader vertelt Menelaos over zijn eigen terugreis die acht jaar duurde. Menelaos kwam onder andere in Egypte vanwaar hij naar het eiland Pharos bij de monding van de Nijl voer, waar de goden hem door een ongunstige wind twintig dagen gekluisterd hielden en hun proviand opraakte. Eidothea, de dochter van Proteus, de oude god van de zee en dienaar van Poseidon, kwam Menelaos te hulp. Zij maakte Menelaos duidelijk hoe ze met een list van het eiland konden komen.
Menelaos moest met drie manschappen, als zeerobben verkleed, haar vader vastpakken en niet meer loslaten – hoe Proteus zich ook verzet en wat voor gedaanten hij ook aanneemt. Het zou niet makkelijk zijn om hem gedurende die voortdurende gedaanteverwisselingen vast te houden, maar alleen zo zal hij zich uiteindelijk gewonnen geven en zijn oorspronkelijke gedaante aannemen. Pas wanneer hij gaat praten, kunnen zij hun omklemming loslaten en dan moeten zij hem vragen welke god hun de weg naar huis verspert en hoe zij dan thuis kunnen komen.
Zo gebeurt het en Menelaos en zijn drie manschappen houden Proteus vast tot hij zijn gedaanteverwisselingen staakt en hen vertelt wat er in de weg staat om thuis te komen. Proteus vertelt hen dat zij eerst terug moeten naar Egypte om daar te offeren aan de onsterfelijke goden voor zij hun reis naar huis kunnen hervatten.
Menelaos had Proteus ook gevraagd of de Grieken, die Nestor en hij hadden achtergelaten, met hun schepen waren thuisgekomen. De oude waarzegger Proteus antwoordde dat er maar twee van de aanvoerders op de terugreis waren gedood en dat een derde nog niet thuis was. Aias, die overmoedig bleef verkondigen dat hij zelf zijn ongeluk op zee had bedwongen, was door Poseidon gedood en door een rotsblok meegesleurd in de diepte van de zee. Agamemnon was bij thuiskomst lafhartig vermoord door Aigisthos, de vrijer van zijn vrouw. Odysseus was de enige aanvoerder die nog niet thuis was, maar werd zonder schepen en manschappen vastgehouden op het eiland van de nimf Calypso.
Na dat verhaal vraagt Menelaos Telemachos nog enkele dagen te blijven, maar die wil liever terugkeren naar Pylos waar zijn vrienden bij zijn schip op hem wachten. ’s Nachts bezoekt Athene Telemachos die de slaap niet kan vatten, bezorgd als hij is om zijn vader. Zij zegt hem snel naar huis terug te keren en vlak voor Ithaka op zijn tellen te passen voor de vrijers, die in de nauwe zeestraat in hinderlaag op hem liggen te wachten.
Telemachos vertrekt met vele geschenken van Menelaos terug naar Ithaka.
20 – Odysseus ontmoet zijn zoon – de herkenning
Intussen zitten Odysseus en Eumaios in de hut van de zwijnenhoeder. Odysseus stelt Eumaios opnieuw op de proef door hem voor te stellen de volgende dag zijn diensten bij de vrijers aan te bieden. Eumaios wordt boos en zegt hem dat dit veel te gevaarlijk is. Het is beter als Odysseus bij hem blijft en dat niemand last van hem heeft zolang Telemachos nog niet terug is. De zoon van zijn meester zal hem ongetwijfeld gastvrij ontvangen en hem een mantel schenken. Gerustgesteld vraagt Odysseus Eumaios hem zijn levensverhaal te vertellen.
Eumaios blijkt evenals Odysseus van edele geboorte, maar door een ontvoering is hij als kind van dat geboorterecht beroofd. Ooit werd hij door Laërtes, de vader van Odysseus, als slaaf gekocht.
Telemachos is veilig teruggekeerd op Ithaka, nadat hij beschermd door de goden de hinderlaag van de vrijers heeft weten te ontwijken. Op advies van Athene heeft hij zijn schip met bemanning doorgestuurd naar de stad en gaat hij zelf naar Eumaios. De altijd waakzame honden blaffen niet, maar lopen kwispelend op hem af. Opgelucht dat hij weer thuis is, stormt Eumaios ontroerd op Telemachos af om hem te verwelkomen.
Telemachos vraagt Eumaios of er nieuws is over de toestand in het paleis en of zijn moeder inmiddels al is getrouwd. Eumaios stelt hem gerust; Penelope is Odysseus trouw gebleven. Wanneer hij over de drempel naar binnen stapt, neemt Eumaios zijn bronzen speer, die hij van Athene gekregen heeft, over.
Odysseus staat op om zijn plaats aan Telemachos af te staan, maar Telemachos zegt hem te blijven zitten. Eumaios zal hem wel een andere zitplaats geven.
Telemachos stuurt Eumaios naar Penelope om haar te berichten dat haar zoon weer terug is, maar hij drukt hem op het hart dat zij dat niet aan anderen mag vertellen.
Als Eumaois weg is, verschijnt Athene in de gedaante van een mooie vrouw. Zij is alleen zichtbaar voor Odysseus en de honden, die jankend voor haar wegkruipen. Athene wenkt Odysseus naar buiten. Ze geeft hem zijn gewone gedaante weer terug met de opdracht zich aan Telemachos bekend te maken en samen met hem naar de stad te gaan om de dood van de vrijers voor te bereiden.
Telemachos herkent zijn vader niet en wendt zijn ogen af, bang dat hij met een godheid te maken heeft. Odysseus zegt dat hij geen god is, maar zijn vader en dat Athene hem verschillende gedaanten laat aannemen.
Telemachos vraagt Odysseus met wat voor schip hij Ithaka uiteindelijk heeft bereikt en waar de bemanning is gebleven. Odysseus legt hem uit dat de Phaeaken hem in zijn slaap thuis hebben gebracht en dat hij nu hier is om de vrijers te bestrijden.
Odysseus wil eerst van Telemachos weten hoeveel vrijers er in het paleis zijn en wie het zijn, zodat hij kan inschatten of zij er samen of met hulp van anderen op af moeten gaan. Telemachos vertelt hem dat het er veel te veel zijn om samen aan te kunnen en rekent hem voor dat er in totaal honderdacht vrijers zijn.
Als Telemachos hem voorstelt om hulp in te roepen, vraagt Odysseus of ze niet genoeg hebben aan de steun van Athene en Zeus. Onmiddellijk ziet Telemachos in dat Odysseus gelijk heeft.
Odysseus draagt Telemachos op zich de volgende ochtend onder de vrijers te begeven. Later zal hijzelf ook, vermomd als oude bedelaar, met de zwijnenhoeder naar de stad komen. Odysseus drukt hem op het hart niemand te vertellen dat hij er is en dat hij niet te hulp mag komen als de vrijers hem schofferen.
Inmiddels komt het schip van de vrijers terug van hun door de goden getorpedeerde aanslag op om Telemachos. Antinoös stelt een sluipmoord voor, want hij voelt op z’n klompen aan dat Telemachos hun snode plannen aan het volk bekend zal maken. Amphinomos pleit ervoor de goden te raadplegen en dat voorstel vindt algemene bijval.
Penelope, die inmiddels weet dat haar zoon veilig terug is, hoort van de heraut Medon die de vrijers heeft afgeluisterd, over hun plannen. Op de drempel van de paleiszaal waar de vrijers bijeen zijn, vaart Penelope uit tegen Antinoös. Eurymachos probeert haar te sussen en belooft dat niemand Telemachos iets zal doen zolang hij er is.
21 – Terug in eigen paleis – de ontmoeting met je ikjes
Vlak voordat de zwijnenhoeder Eumaios terugkeert naar zijn hut, tovert Athene Odysseus weer om tot de oude, schamel geklede bedelaar. De volgende ochtend vertrekt Telemachos al vroeg naar het paleis om zijn moeder te begroeten. Eumaios geeft hij de opdracht om de bedelaar naar de stad te begeleiden.
Op weg naar het paleis komen Eumaios en Odysseus bij een heldere bron waar de bevolking water haalt, de geitenhoeder Melanthios tegen, die met zijn mooiste geiten op weg is naar het banket van de vrijers in het paleis. Melanthios begint hen uit te schelden en geeft Odysseus in het voorbijgaan een schop tegen z’n heup om hem van het pad af te gooien. Odysseus verliest zijn evenwicht echter niet, maar kan zich met moeite beheersen erop te slaan. Eumaios heft zijn handen ten hemel en smeekt de nimfen van de bron dat zijn meester Odysseus maar gauw terug mag komen om Melanthios zijn verdiende loon te geven.
Voor de poort van het paleis ligt Odysseus’ oude en verwaarloosde hond Argos op de mestvaalt te slapen. Hij heeft twintig jaar op zijn baas gewacht en als Odysseus als bedelaar vermomd aan de poort komt, is hij de enige die hem herkent. Hij kwispelt maar is niet meer in staat om naar zijn baas te lopen en sterft ter plekke.
Odysseus stapt achter Eumaios het paleis binnen. Telemachos wenkt Eumaios direct, geeft hem een brood en een stuk vlees voor Odysseus en zegt dat die zwerver langs de vrijers moet gaan, want bescheidenheid past niet bij een bedelaar. Vervolgens verschijnt Athene aan Odysseus en spoort hem ook aan bij de vrijers te gaan bedelen, om zo de goede van de slechte vrijers te leren onderscheiden – ook al zal geen der vrijers, voegt zij eraan toe, aan zijn spoedige dood ontkomen.
De schamel geklede Odysseus gaat bij elke vrijer langs om eten te vragen en hij speelt zijn rol zo overtuigend dat het lijkt alsof het zijn beroep is.
Melanthios de geitenhoeder stookt vrijer Antinoös tegen Eumaios op omdat hij een bedelaar naar binnen heeft durven brengen. Eumaios antwoordt dat het vreemd is dat zij wel van overal vreemdelingen uitnodigen die beroemd zijn, zoals zieners en zangers, heelmeesters en bouwmeesters, maar dat zij bedelaars liever buiten de poort houden.
Telemachos zegt tegen Eumaios geen woorden aan Antinoös te verspillen; het is nu eenmaal zijn gewoonte om mensen te krenken. Telemachos bijt Antinoös toe dat hij zeker liever alles zelf opeet dan de een ander iets te geven.
Vervolgens dreigt Antinoös kwaad met zijn voetenbankje te gooien en dan leest ook Odysseus hem de les door te zeggen dat een voornaam man als Antinoös ook iets hoort te geven. Ooit was hijzelf een gelukkig en rijk man, maar de goden hebben hem alles afgenomen en sindsdien is hij gedwongen te bedelen. Hij hangt het gezelschap een verhaal op dat gelijkenis vertoont met zijn ervaring bij de Kykonen. De plunderaars zagen in hun overmoed de wraak van de bevolking niet aankomen en sneuvelden allemaal, behalve hijzelf die zo, na veel leed en omzwervingen, berooid op Ithaka terechtkwam.
Antinoös wordt nog bozer en valt tegen die brutale bedelaar uit, dat hij zijn weldoeners in een kwaad daglicht probeert te stellen. Odysseus kaatst terug dat zijn aard weinig met zijn uiterlijk overeenkomt, omdat hij niets wil geven van de rijk beladen tafel van zijn gastheer. Dan wordt Antinoös echt razend, gooit het voetenbankje naar Odysseus en raakt hem aan de rechterschouder. Zonder uit evenwicht te raken blijft Odysseus zwijgend staan. Daarna keert hij terug naar de drempel en roept dat hij niet is getroffen in een gevecht om zijn eigen bezit, maar louter en alleen omdat hij probeert zijn lege maag te vullen.
Als Antinoös daar weer op reageert en dreigt Odysseus door de zaal te sleuren, wordt hij teruggefloten door de andere vrijers die bang zijn dat een van de goden zich als bedelaar heeft verkleed om hen op de proef te stellen.
Het komt Penelope ter ore dat er een bedelaar mishandeld is in het paleis. Zij is kwaad en wenst dat Apollo Antinoös met een van zijn pijlen treft. Troostend zegt haar dienares, dat als alles zou verlopen zoals we wensen, geen der vrijers het licht van een nieuwe dag zal aanschouwen.
Penelope ontbiedt Eumaios om hem te vragen wie die bedelaar is en of hij op zijn reizen soms iets over Odysseus heeft gehoord. Eumaios antwoordt dat de vreemdeling inderdaad een vriend van hem zegt te zijn. Penelope nodigt hem direct uit, maar Odysseus geeft Eumaios de boodschap dat een onderhoud op dat moment door de bende brutale vrijers te riskant is en dat hij haar na zonsondergang zal bezoeken. Penelope is verbaasd en nieuwsgierig naar de man, die zo wijs is rekening met de vrijers te houden.
22 – Het gevecht met Iros – de breuk met het lichaam
Er verschijnt nog een andere bedelaar in het paleis, Arnaios. Hij beschouwt Odysseus als een concurrent van zijn onverzadigbare vraat- en drankzucht en komt meteen in opstand. Hij is weliswaar groot, maar heeft niet de kracht die men van zo’n figuur zou verwachten. Hij wordt door de vrijers beloond voor het doorgeven van hun boodschappen. Zijn bijnaam Iros verwijst naar de goddelijke Iris, die gaat waarheen de goden haar sturen.
Voor de deur op de glimmende drempel probeert Iros door Odysseus het paleis uit te werken door hem rechtstreeks te intimideren. Hij geeft toe liever zijn fatsoen te houden, maar dat de vrijers hem nu eenmaal opjutten. Als Odysseus niet uit zichzelf vertrekt, moet hij wel ingrijpen.
Odysseus probeert eronderuit te komen door te zeggen dat er op die ene drempel genoeg plaats is voor twee. Hij zegt Iros niets te misgunnen, de goden zullen allebei wel hun deel geven. Hebben de goden hen immers niet zelf tot bedelaar gemaakt? Odysseus waarschuwt Iros hem niet uit te dagen, anders zal hij hem eruit gooien, al is hij oud. Dan zal Iros niet terug durven komen en heeft Odysseus morgen als bedelaar het rijk voor zich alleen.
Iros ontsteekt in woede en bijt hem toe, waar hij het lef vandaan haalt om de strijd aan te gaan met iemand die veel jonger is. Antinoös volgt de kibbelpartij die zich op de drempel afspeelt en vindt het voor hem en zijn medevrijers een vermakelijk schouwspel. Hij stelt een gevecht voor tussen beide bedelaars en belooft de winnaar het recht om als enige bij hen te mogen bedelen. Dat vindt algemene bijval.
Odysseus heeft wel zin in de vechtpartij, maar doet het voorkomen alsof hij door de honger gedwongen wordt om als oude man met een jonge vent te vechten. Hij stelt als voorwaarde dat de vrijers moeten zweren niet te zullen ingrijpen. Dat beloven ze. Telemachos doet er nog een schepje bovenop door te zeggen dat wie zich daar niet aan houdt het met hem aan de stok zal krijgen, evenals met Antinoös en Eurymachos die verstandig als zij zijn het zeker met hem eens zullen zijn.
Als de beide bedelaars omringd door de vrijers tegenover elkaar staan en de lompen worden uitgetrokken, wordt de spierkracht van Odysseus duidelijk zichtbaar. Vooral omdat Athene hem een forsere gestalte geeft. Iros wil er meteen vandoor en de vrijers beseffen dat Iros weldra zijn rol als boodschapper kwijt zal zijn. De vrijers dreigen hem met het spookverhaal dat ze hem naar koning Echetos, de verminker der mensen, zullen sturen als hij niet vecht. Nu wordt Iros nog banger, maar hij slaagt er toch in om de rechterschouder van Odysseus te raken alvorens die hem met een vuistslag tegen de grond slaat en hem vervolgens aan één been naar buiten sleurt. Odysseus draagt hem op daar de varkens en honden te verjagen en geen koning over bedelaars meer te spelen. De vrijers gaan lachend weer naar binnen, feliciteren Odysseus en geven hem als beloning een geitenpens.
Amphinomos biedt Odysseus brood aan en brengt met zijn gouden beker een heildronk op hem uit. Hij spreekt de wens uit dat Odysseus in de toekomst het geluk deelachtig zal worden, dat hij nu ontbeert. Odysseus antwoordt, dat een mens die in voorspoed leeft niet aan tegenspoed denkt, maar als de goden hem ongeluk brengen, zal hij dat met volharding dragen. Immers, je neemt het leven in overeenstemming met het lot dat de goden je dagelijks toebedelen.
Odysseus waarschuwt Amphinomos voor de terugkomst van zijn vorst en hoopt dat een van de goden hem veilig naar huis brengt voordat de koning terug is in zijn paleis, want anders zal het zeker tot een gevecht komen. Hij drinkt van de honingzoete wijn en geeft Amphinomos zijn beker terug.
Amphinomos loopt bezorgd en hoofdschuddend naar zijn plaats, alsof hij weet wat er gaat gebeuren. Athene heeft hem al voorbestemd gedood te worden door de speer van Telemachos.
Door een ingeving van Athene toont Penelope zich aan de vrijers, al verafschuwt ze hen. Uit schroom laat ze zich wel door twee dienaressen vergezellen. Haar schoonheid is door Athene nog indrukwekkender gemaakt dan die al was. De vrijers raken op slag betoverd. Eurymachos zegt zelfs dat ze alle vrouwen in schoonheid overtreft. Penelope antwoordt dat ze binnenkort zal moeten huwen, omdat ze Odysseus heeft beloofd dat ze een nieuwe man moet kiezen als hij nog niet thuis is wanneer hun zoon volwassen wordt., Bovendien grieft het haar dat de vrijers – in tegenstelling tot wat gebruikelijk is – geen geschenken meebrengen, maar daarentegen het bezit van Odysseus straffeloos verteren. De vrijers sturen er meteen bodes op uit om geschenken voor Penelope te gaan halen.
23- De ontmoeting met Penelope – de voorbode van het kennen
Nadat de vrijers vertrokken zijn om in hun eigen huis te gaan slapen, blijven Odysseus en Telemachos alleen in het paleis en beramen ze geïnspireerd door Athene een manier om van de vrijers af te komen. Ze besluiten alle wapens uit de zaal te halen en in de wapenkamer van het huis op te bergen. Odysseus geeft Telemachos de raad een leugen te verzinnen als de vrijers vragen waar ze gebleven zijn.
Bij het verwijderen van de wapens worden vader en zoon begeleid door een onzichtbare Athene, die hun voorop gaat met een gouden lamp. Telemachos raakt in vervoering omdat de ruimte hem van alle kanten toestraalt, en hij ziet er het werk van een godheid in. Odysseus vraagt zijn zoon stil te zijn en zijn gedachten voor zich te houden; zo doen de goden dat immers. Odysseus zegt hem te gaan slapen, maar zelf blijft hij achter om met Penelope te praten.
Nauwelijks is Odysseus alleen in de paleiszaal, of Penelope komt binnen. De dienstmaagden zetten twee stoelen bij het vuur. Penelope vraagt de vreemdeling naar zijn naam en afkomst, maar hij zegt dat hij haar alles wil vertellen behalve dat; wat heeft het voor zin te klagen in andermans huis?
Penelope stort haar hart uit bij de vreemdeling en vertelt hem van haar list om de vrijers van zich af te houden. Ze heeft namelijk beloofd pas één van hen tot man te kiezen als de lijkwade, die zij voor haar schoonvader Laërtes weeft, voltooid is. Door het weefwerk van overdag ’s avonds weer uit te halen, heeft ze die gedwongen keuze drie jaar lang uit kunnen stellen. Maar toen werd zij door de vrijers betrapt en moest zij tegen haar wil het werk afmaken. Nu het kleed af is, kan ze niet langer onder een huwelijk met één van de vrijers uit.
Penelope vraagt Odysseus opnieuw naar zijn afkomst. Odysseus vertelt haar min of meer het verhaal dat hij Eumaios, de varkenshoeder ook heeft opgehangen; dat hij van goede afkomst is en en op Kreta geboren is. Odysseus heeft hij gastvrij ontvangen toen die op weg naar Troje door een storm op Kreta strandde.
Penelope vraagt hem hoe Odysseus gekleed was en zij herkent uit zijn beschrijving de kleren en de gouden gesp met jachthond erop die zij Odysseus voor zijn reis heeft meegegeven. Zij treurt dat zij haar man nooit meer zal terug zien. Odysseus troost haar met het bericht dat hij heeft gehoord dat Odysseus beladen met geschenken onderweg is naar huis.
Van koning Pheidon heeft hij vernomen, dat Odysseus naar Dodona is gegaan om aan het suizen van de heilige eik van Zeus te horen, of hij openlijk of in het geheim naar huis moet gaan.
Penelope zegt te hopen dat zijn woorden waarheid worden en zij laat zijn voeten wassen door Eurykleia, de oude verzorgster van Odysseus. Eurykleia herkent Odysseus aan een groot litteken op zijn dijbeen. Odysseus is bang dat Eurykleia iets laat blijken, maar Penelope heeft niets in de gaten. Hij fluistert de oude voedster toe te zwijgen en het aan niemand te vertellen. Zij stelt hem gerust; hij weet toch hoe trouw zij is.
Penelope vertelt hem vervolgens over een droom die voorspelt dat Odysseus terugkomt om de vrijers te doden. Zij twijfelt aan de juistheid van haar droom. Odysseus zegt dat haar droom zal uitkomen. Penelope vertelt hem haar plan om een schietwedstrijd onder de vrijers te houden. De vrijer die de boog van Odysseus kan spannen en een pijl door de ogen van twaalf op een rij staande bijlen kan schieten, zal haar tot vrouw krijgen. Odysseus overtuigt haar ervan de wedstrijd niet langer uit te stellen.
Daarna nemen ze afscheid. Odysseus kan de slaap niet vatten en hoort de dienstmeiden wegsluipen om zoals gewoonlijk met de vrijers te slapen. Hij overweegt hen tegen te houden, maar laat ze met tegenzin gaan.Hij piekert over het doden van de vrijers en is bezorgd dat hij te maken krijgt met de wraak van de familieleden als hij in zijn opzet slaagt. Athene stelt hem gerust en brengt hem eindelijk in een zorgeloze slaap.
24 – Het spannen van de boog – het richten van de aandacht
In de vroege ochtend vraagt Odysseus Zeus om hem zowel binnen- als buitenshuis een gunstig teken te geven. Direct klinkt hoog uit de hemel een donderslag. In het huis hoort hij dat Zeus aangeroepen wordt door een slavin, die al de hele nacht bezig is met het malen van graan voor de maaltijden van de vrijers. Zij ziet in de donder een gunstig teken en smeekt Zeus daarin ook te mogen delen. Zij wenst dat de vrijers vandaag voor de laatste keer in Odysseus’ paleis van de maaltijd mogen genieten en zij niet langer voor hun braspartijen hoeft te zwoegen.
Telemachos is inmiddels ook opgestaan en vraagt Eurykleia of de bedelaar goed is verzorgd, of dat hij aan zijn lot is overgelaten.
Eumaios komt met de beste zwijnen naar het paleis en verwelkomt Odysseus nogmaals als vriend. De geitenhoeder Melanthios echter begint Odysseus te treiteren zodra hij hem ziet. Odysseus gaat er niet op in. Ook de koeienhoeder Philoitios verwelkomt Odysseus en laat hem meteen blijken hoe rampzalig het leven met al die vrijers is en dat dit allemaal de schuld van Zeus is.
Eumaios, de zwijnenhoeder, deelt bekers aan de vrijers uit, Melanthios schenkt de wijn en Philoitios deelt het brood rond. Telemachos geeft Odysseus een stoel bij de drempel van de deur en voorziet hem van vlees en wijn. Ook waarschuwt hij de vrijers dat ze van nu af aan zijn huis niet meer als een herberg mogen beschouwen en dat hij en niemand anders er de baas is. Antinoös zegt dat zij Telemachos alleen door de wil van Zeus nog niet het zwijgen hebben kunnen opleggen. Maar Telemachos doet alsof hij hem niet gehoord heeft.
De slaven geven Odysseus in opdracht van Telemachos een zelfde portie vlees en spijzen als de vrijers. Dat wordt de vrijer Ktesippos te machtig en hij gooit uit jaloezie een koeienbout naar Odysseus die hem grijnzend en zonder een krimp te geven ontwijkt. Telemachos zet Ktesippos op zijn nummer en die wordt er zowaar stil van.
Op een vraag van een van de vrijers wanneer Telemachos nu eindelijk zijn moeder aanspoort te trouwen, antwoordt hij dat hij haar huwelijk niet vertraagt, maar dat hij Penelope niet tegen haar wil het huis uit wil zetten. Athene laat de vrijers onbedaarlijk lachen.
Dan schetst de ziener Theoklymenos, die met Telemachos uit Pylos was meegekomen, een beeld van rampspoed die de vrijers te wachten staat. Op het gespot van de vrijers vertrekt de ziener.
De vrijers beginnen Telemachos te sarren met zijn ongelukkige keuze van de gasten die hij in huis haalt. Telemachos reageert niet, maar houdt Odysseus constant in het oog om te zien of het teken voor het eindspel al wordt gegeven.
Dan verschijnt Penelope in de deuropening van de paleiszaal gehuld in sluiers en met aan weerszijden een trouwe dienares. Zij heeft de boog van koning Odysseus in haar hand. De boog die hij uit eerbied voor de gever, zijn dierbare vriend Iphitos, thuis had gelaten. Odysseus droeg de boog alleen in eigen land.
Penelope daagt de vrijers uit om, net als Odysseus dat kon, met de boog een pijl door twaalf bijlogen te schieten en het doel te treffen. Wie dat voor elkaar krijgt, mag aan haar zijde het huis verlaten en met haar trouwen.
Penelope verzoekt Eumaios de boog naar de vrijers te brengen en die begint, net als Philoitios, te huilen als hij de boog van Odysseus ziet. Antinoös steekt de draak met hun tranen en roept dat het niet makkelijk zal zijn de boog te spannen en Odysseus te evenaren.
Telemachos eist het recht op om als eerste een poging te wagen. Hij probeert de boog drie keer te spannen, maar wanneer het hem de vierde keer bijna lukt, stopt hij op een teken van Odysseus.
Telemachos zet de boog neer en zegt dat het nu aan de vrijers is om de boog te spannen. Als eerste probeert Leodes, die de offerdiensten leidt, vergeefs de boog te spannen. Antinoös roept dat het wapen te stug is geworden en geeft geitenhoeder Melanthios opdracht om hem eerst soepel te maken.
Eumaios en Philoitios gaan naar buiten en Odysseus volgt hen. Hij maakt zich, na zich van de ware gevoelens voor hun meester te hebben vergewist, aan hen bekend en toont hen als bewijs zijn litteken. Ontroerd omhelzen zij hun koning. Odysseus vraagt hen of zij, als de enige twee echte vertrouwelingen, hem willen helpen de vrijers te verslaan. Uiteraard stemmen zij daarmee in en Odysseus zet hun de taken uiteen. Na die afspraak gaan zij gescheiden naar binnen, zodat hun onderonsje niet in de gaten loopt.
Nadat de boog soepeler gemaakt is, probeert Eurymachos die tevergeefs te spannen en hij voorziet de schande dat het geen van de vrijers zal lukken. Antinoös neemt het niet zo zwaar op en zegt dat niemand zich vandaag op de feestdag van de Apollo, de god van het boogschieten, moet bezighouden met boogschieten. Hij stelt voor dat ze het morgen, na een offer aan Apollo, nog maar eens op hun gemak proberen.
Odysseus vraagt de vrijers vervolgens om een gunst, of hij zijn kracht op de boog mag beproeven. De vrijers voelen hier echter niets voor, maar Penelope neemt het voor hem op en zegt dat het geen kwaad kan. Al zou het de bedelaar lukken, dan nog zal zij niet met hem trouwen, maar hem alleen met geschenken belonen.
Dan zegt Telemachos tegen zijn moeder dat zij beter in haar vertrekken de dienstmaagden aan het werk kan gaan houden, want boogschieten is een mannenaangelegenheid. Hij zal als meester van het huis wel uitmaken of de bedelaar al dan niet de boog mag spannen. Verbaasd gaat Penelope naar haar vertrekken en neemt zijn wijze woorden ter harte.
Volgens plan grijpt Eumaios de boog om aan Odysseus te geven, maar de vrijers laten luidkeels blijken dat ze het er absoluut niet mee eens zijn dat de bedelaar de boog krijgt. Verschrikt legt de zwijnenhoeder de boog neer, maar dreigend beveelt Telemachos Eumaios de boog aan Odysseus te geven. Eumaios brengt hem de boog en gaat dan snel en ongemerkt naar Eurykleia. Hij beveelt haar de vrouwenvertrekken af te sluiten en zegt dat de dienstmeisjes niet tevoorschijn mogen komen, al horen zij gekerm en gekreun. Philoitios glipt ondertussen het huis uit en sluit de poort van het paleis af.
Aandachtig bekijkt Odysseus de boog en dat wekt grote hilariteit bij de vrijers. Een zwerver die zich voordoet als een deskundig schutter!
Midden in het gebrul en gegier wordt het plotseling stil en verschieten de vrijers van kleur als ze zien met hoeveel gemak Odysseus de boog spant. Zeus laat een donderslag horen. Op dat teken legt Odysseus een snelle pijl op de brug van de boog, haalt de pees aan en jaagt zijn pijl door alle twaalf bijl-ogen. Hij zegt tegen Telemachos dat hij zich niet voor deze bedelaar hoeft te schamen, die het doel heeft getroffen na de boog moeiteloos te hebben gespannen. Zijn kracht is na al die jaren ongebroken en onveranderd gebleven. Odysseus zegt dat het nu tijd is de avondmaaltijd voor de heren vrijers te bereiden en fronst ten teken zijn wenkbrauwen. Telemachos pakt zijn speer en zwaard en voegt zich aan de zijde van Odysseus.
25 – Het doden van de vrijers – het doorzien van je persoonlijkheid
Odysseus werpt zijn lompen af en springt op de drempel met zijn boog en de koker vol pijlen in de hand. Hij roept de vrijers toe dat hij een nieuw doel kiest om zich op te richten, nu de wedstrijd is beslist. Een doel dat niet eerder door iemand werd geraakt en dat hij nu wil proberen te treffen. Moge Apollo hem bijstaan!
De eerste pijl treft Antinoös in de keel en hij is gelijk morsdood. Grote verwarring slaat toe onder de vrijers. Ze denken eerst dat hun leider per ongeluk is getroffen en willen zich al op de schuldige, de stomme bedelaar wreken. Ze hebben nog steeds niet door dat ze allemaal doelwit zijn. Ze zoeken vergeefs langs de wanden naar de wapens die door Odysseus en zijn zoon zijn verstopt.
Odysseus maakt zich aan de vrijers bekend en zegt dat hun lot bezegeld is. Eurymachos probeert de schuld van al hun wandaden op Antinoös af te schuiven, die net zijn verdiende loon heeft gekregen. Hij smeekt Odysseus de rest te sparen en belooft alle schade en verlies in ruime mate te vergoeden als de rest van de vrijers maar gespaard wordt. Waren zij immers niet gedwongen mee te doen?
Odysseus schreeuwt dat hij ze allemaal zal pakken, niemand uitgezonderd, al geven ze hem hun hele vaderlijke erfdeel. Ze hebben maar één keus: vechten! Eurymachos roept de vrijers op te strijden en stormt met getrokken zwaard op Odysseus af. Op datzelfde ogenblik treft de tweede pijl van Odysseus hem dodelijk in de borst en vindt hij, ondanks zijn schild, de dood.
Amphinomos trekt zijn zwaard en wil de verheven Odysseus van de drempel stoten, maar Telemachos treft hem met zijn lans in de rug. Uit lijfsbehoud laat hij zijn speer in het lichaam achter, bang dat hij getroffen wordt als hij zijn wapen zou los rukken. Hij fluistert zijn vader toe dat hij voor hen en de twee herders andere wapens uit de wapenkamer gaat halen. Odysseus zegt hem zich te haasten, want alleen zolang hij genoeg pijlen heeft, kan hij niet van de drempel gestoten worden.
Telemachos komt terug met wapens en ook de beide herders bewapenen zich. Als de pijlen van Odysseus op zijn en de lijken zich opstapelen, trekt hij zijn wapenuitrusting aan. De geitenhoeder Melanthios glipt echter stiekem weg en slaagt erin bij de wapenkamer te komen en wapens aan de vrijers uit te delen. Het vertrouwen van Odysseus wordt op de proef gesteld. Hij zegt tegen Telemachos dat òf een van de dienaressen zich tegen hen heeft gekeerd òf dat Melanthios de schuldige is. Telemachos roept dat het zijn schuld is omdat hij de wapenkamer niet heeft afgesloten.
Eumaios ziet de geitenhoeder naar de wapenkamer sluipen en vraagt Odysseus wat hij moet doen. Odysseus zegt dat hij met Telemachos de vrijers in de paleiszaal wel aankan. Eumaios en de koeienhoeder Philoitios stuurt hij erop uit om Melanthios te pakken en niet te doden, maar met handen en voeten gebonden in de wapenkamer aan een balk te hangen. Na Melanthios aldus opgehangen te hebben, keren de beide herders terug naar de paleiszaal.
Gevieren vechten zij naast elkaar op de drempel. Dan verschijnt Athene in de gedaante van Mentor ten tonele. Blij verrast roept Odysseus zijn oude vriend te hulp en vermoedt dat de godin in het spel is. De vrijers dreigen Mentor om geen partij te kiezen voor Odysseus, maar Mentor gaat naast Odysseus staan en berispt hem dat hij zijn moed die in Troje zo onwankelbaar was, nu niet moet laten zakken en niet moet versagen. Dan neemt Athene de gedaante van een zwaluw aan en strijkt neer op een dakspant, om de strijd van een afstand te volgen. Eerst moeten vader en zoon door beproevingen meer kracht en zelfvertrouwen krijgen, alvorens hun de beslissende zege te geven.
De vrijers doen een gemeenschappelijke aanval. De dappersten onder hen: Agelaos, Eurynomos, Amphimedon, Demoptolemos, Peisander en Polybos, gaan voorop. Maar Athene werpt de speren uit hun baan. Odysseus en de zijnen doen een tegenaanval, waarbij ze alle vier doel treffen. Zo gaat de strijd voort. In een aanval van de vrijers wordt Telemachos licht gewond aan zijn pols. De koeienhoeder wreekt zich op Ktesippos die met een koeienpoot heeft gegooid.
Vanaf haar positie boven het strijdgewoel heft Athene haar schild en schrik bevangt de vrijers. Ze kunnen hun lot niet meer ontlopen en stuk voor stuk sneuvelen ze. Leodes, de priester onder de vrijers, omarmt in wanhoop de knieën van Odysseus, smeekt om genade en zweert nooit een van de vrouwen in het paleis te hebben aangeraakt en alles te hebben gedaan om de vrijers op het goede pad te krijgen. Als dank voor zijn inspanning zal hem toch niet hetzelfde lot als dat der vrijers treffen? Maar Odysseus spaart Leodes niet en doorklieft zijn nek met het zwaard.
Alleen de minstreel Phemios en de heraut Medon worden op voorspraak van Telemachos gespaard . Nadat Odysseus zich ervan heeft vergewist dat alle vrijers dood zijn, laat hij Telemachos de oude voedster Eurykleia halen en vraagt haar de overspelige dienstmeiden bijeen te brengen. De twaalf schaamteloze vrouwen draagt hij op de lijken naar buiten te slepen en de zaal te reinigen. Als zij klaar zijn, worden zij door Telemachos buiten opgehangen en sterven een oneervolle dood. Melanthios wordt ook naarbuiten gesleept en daar snijden zij hem neus, oren, handen, voeten en schaamdelen af.
Vervolgens wassen de mannen hun handen en voeten en gaan weer naarbinnen, waar Odysseus Eurykleia vraagt om het vuur aan te maken en zwavel te halen. Eurykleia wil Odysseus echter eerst een mantel en chiton geven, maar voor alles wil hij de ruimte zuiveren door zwavel op het vuur te gooien. Daarna vraagt hij Eurykleia om alle dienaressen naar beneden te roepen. Met fakkels in hun handen komen de dienaressen aangesneld en in dat licht herkent hij hen en wordt ontroerd.
26 – De eenwording van Penelope en Odysseus – de dualiteit voorbij
Eurykleia maakt Penelope wakker en vertelt haar opgewonden dat Odysseus terug is en dat hij de vrijers heeft gedood. Penelope denkt dat de oude voedster gek is geworden en gelooft haar niet. Wel merkt Penelope dat ze sinds het vertrek van Odysseus niet meer zo heerlijk heeft geslapen. Eurykleia laat zich niet van de wijs brengen door het ongeloof van Penelope en vertelt dat Odysseus de bedelaar van gisteren is en dat Telemachos dat ook weet, maar dat hij dat net als de voedster zelf niet mocht vertellen totdat de vrijers gestraft zouden zijn. Penelope kan het maar niet geloven en denkt dat een godheid de vrijers heeft gedood. Eurykleia verzekert haar dat het echt Odysseus is en dat zij hem herkend heeft aan het litteken op zijn been. Dan gaat Penelope naar beneden en twijfelt of zij op een afstand moet blijven of direct naar hem toe zal gaan.
Penelope gaat bij de haard zitten en bij het licht van het vuur bekijkt ze hem van top tot teen. Gehuld in zijn lompen wacht Odysseus met neergeslagen blik tot zijn vrouw het woord tot hem richt. De immense stilte wordt Telemachos te machtig en hij dringt bij zijn moeder aan om iets tegen zijn vader te zeggen.
Penelope antwoordt dat zij hem niets kan vragen, noch hem recht in de ogen kan zien. Maar, voegt zij eraan toe, als hij werkelijk Odysseus is, zullen zij elkaar zeker herkennen aan tekens die geen woorden nodig hebben en voor anderen verborgen zijn. De geduldige Odysseus glimlacht en zegt tegen Telemachos dat zijn moeder hem op de proef wil stellen. Vuil en haveloos gekleed als hij is, wil zij vast nog niets van hem weten. Hij zal zich meteen gaan wassen en omkleden.
Odysseus overlegt eerst met Telemachos hoe zij de wraak van de familieleden van de vrijers voorlopig voor kunnen zijn. Hij stelt voor dat de zanger Phemios een lied aanheft en in rondedans voorgaat, zodat de mensen buiten het paleis denken dat er een bruiloft gevierd wordt. Het feestgedruis mist zijn uitwerking niet op de bevolking. Menigeen is teleurgesteld dat de vrouw des huizes zich blijkbaar heeft laten strikken door een vrijer en niet op haar man heeft gewacht.
Odysseus is gewassen en gekleed door een van de dienaressen. Athene heeft hem een bekoorlijke gestalte gegeven. Teruggekeerd bij Penelope is zij nog steeds afstandelijk. Hij vraagt Eurykleia een bed voor hem te spreiden, omdat hij maar beter kan gaan slapen nu Penelope zo onverbiddelijk lijkt. Penelope geeft haar opdracht om het stevige bed dat Odysseus zelf heeft gemaakt voor hem buiten te zetten en op te maken.
Diep geraakt springt Odysseus op en roept dat dit bed niet te verplaatsen is. Hij heeft het zelf gemaakt door op zijn vaders grondgebied rondom de eeuwige olijfboom een slaapkamer te bouwen. Van de boom hakte hij de takken af en vanaf de wortel bewerkte hij de stam tot een sierlijke bedstijl, waaraan hij de rest van het bed bevestigde. Het bed is alleen te verplaatsen door de olijfboom bij de voet om te kappen. Dat is het bewijs waarop Penelope heeft gewacht. Nu vliegt zij hem bedwelmd van geluk in de armen.
Hun omhelzing duurt lang. Odysseus laat zich ontvallen dat hem nog één laatste beproeving wacht en Penelope wil dat hij haar direct alles hierover vertelt. Met zwaar gemoed zegt hij dat de blinde ziener Teiresias hem bij zijn bezoek aan de onderwereld heeft opgedragen om na zijn thuiskomst nog een moeilijke reis te maken. Hij moet met een roeispaan over zijn schouder langs vele steden trekken, totdat hij komt in een land waar men zee noch zout kent en geen schepen heeft. Zodra iemand hem daar zegt dat hij een dorsvlegel over de schouder draagt, is dat het teken dat hij de roeispaan in de aarde dient te steken en een royaal offer aan Poseidon moet brengen. Als hij weer thuis is, moet hij alle goden eren. Op hoge leeftijd wacht hem, omringd door zijn welvarende volk, een zachte dood vanuit zee.
Penelope is blij met dat antwoord, immers als de goden hem een gelukkige ouderdom schenken, is er hoop dat er aan zijn leed een einde komt. Zij gaan naar het grote huwelijksbed en geven zich over aan het spel van de liefde. Dan vertelt Odysseus haar over al zijn avonturen totdat een zoete slaap hem overvalt.
Wanneer Athene ziet dat Odysseus voldoende uitgerust is, fluistert zij hem een nieuw plan in. Odysseus zegt Penelope dat hij naar de boomgaard gaat om zijn goede vader op te zoeken. Hij geeft haar de raad in haar vertrekken te blijven en als het nieuws van de dood der vrijers bekend wordt, mag ze zich niet laten zien en met niemand praten.
Samen met Telemachos en de twee hoeders Eumaios en Philoitios trekt Odysseus zijn wapenrusting aan en gevieren gaan zij op weg naar het land van zijn vader Laërtes buiten de stad. Athene hult de mannen in een nachtelijk duister zodat niemand hen kan zien.